2021-1-3 De gedenknaald van Hoogland

 Kom niet in een officieel kostuum

Hoe Hoogland Edam een cadeau bezorgt
HENK VAN MIDDELAAR

Het is dit jaar 75 jaar geleden dat in Hoogland de Naald werd onthuld en het is 80 jaar geleden dat aan Edam een marmeren bank is geschonken. Een reconstructie.

Op 10 mei 1940 wordt de Hooglandse bevolking, net als die van alle gemeenten langs de Grebbelinie, geëvacueerd. De bevolking van Hoogland en Hooglanderveen wordt met boten naar Edam en Volendam gebracht. Al snel na terugkeer in het deels verwoeste dorp (178 verbrande huizen en boerderijen) neemt een groepje Hooglanders het initiatief om geld in te zamelen voor een passend cadeau voor de gemeente Edam. Eenvoudig blijkt dat niet.

Dankbrief van de raad van Hoogland

De zomer is voorbij en nog altijd is overal in het dorp het geklop van hamers op timmerhout te horen. Voor de winter moeten de noodstallen en noodwoningen klaar zijn. De vlucht naar Edam komt nog maar zijdelings ter sprake.

Het ontbreekt aan tijd om er lang bij stil te staan. De brandende boerderijen en huizen, de chaotische tocht naar Spakenburg, de misselijk makende overtocht naar Edam, de in het nachtelijk duister verdwaalde boot; het zijn beelden uit een boze droom, een nachtmerrie. Gelukkig is de bevolking van Edam aardig geweest voor de ontheemden. Ze zijn gastvrij ontvangen door de Edammers en Volendammers.

De gemeenteraad leeft in de veronderstelling dat burgemeester Louis Grippeling een dankbrief aan zijn collega in Edam heeft gestuurd. Op 14 oktober moet de raad beschaamd constateren dat de man in gebreke is gebleven, zoals hij ook op 10 mei al lelijk verzaakte, door in zijn bed te blijven liggen terwijl van Binnenlandse Zaken en Defensie telegrammen binnenkwamen dat er met spoed aan de evacuatie begonnen moest worden. De raad stelt daarom zelf een dankbrief op:

‘De raad der gemeente Hoogland, in openbare vergadering bijeen op heden,14 oktober 1940; thans kennis genomen hebbende van het feit, dat de inmiddels ontslagen Burgemeester in gebreken is gebleven namens de gemeente Hoogland dank te betuigen voor de hulpvaardigheid tijdens de evacuatie; stelt er prijs op alsnog bij dezen uiting te geven aan zijn grote, nauwelijks onder woorden te brengen erkentelijkheid en dankbaarheid, verschuldigd op de eerste plaats aan U burgemeester der gemeente Edam, voorts aan al uw directe medewerkers, alsook aan al Uw overige ingezetenen, voor de zoo spontaan verleende gastvrijheid en onvermoeide zorgen, besteed aan de inwoners – vluchtelingen – der gemeente Hoogland tijdens de dagen der evacuatie van 10 tot en met 15 mei 1940.’

Comité aanbieding huldeblijk Edam-Volendam
Het blijft niet bij deze officiële dankbetuiging. Een groepje notabelen, te weten pastoor De Jong, dominee Posthumus Meyes, huisarts Verbeek, melkfabriekdirecteur Gudde, oud-koopvaardijofficier De Jong en Knottenbelt, eigenaar van modelmelkerij Vinkenhoef (dat toen nog bij Hoogland hoorde), vindt dat Edam een passend cadeau moet krijgen. In een brief van 3 december 1940 aan Edam is te lezen hoe moeilijk het is om dat voor elkaar te krijgen. Al meteen na terugkeer gingen er stemmen op om Edam met een cadeau te bedanken:

‘De zeer droevige toestand waarin ons dorp werd aangetroffen en de grote nood, waarin zeer veel gezinnen verkeerden door gemis aan behuizing, waren oorzaak dat niet terstond deze plannen tot uitvoering gebracht konden worden. Nadat de eerste nood geledigd was, en door noodwoningen de meeste slachtoffers wederom een eigen huis hadden gekregen, heeft zich tegen eind September in samenwerking met het Gemeentebestuur een comité gevormd om het bovengenoemd doel te verwezenlijken.

Na enige tijd werd door den Procureur Generaal van het Gerechtshof te Amsterdam toestemming verleend tot het houden van een geldinzameling. De voorbereidingen tot deze collecte vereisten in verband met de uitgestrektheid van onze gemeente meer tijd dan wenselijk was, zodat eerst in de week van 11 tot 16 November de inzameling kon gehouden worden.

Nadat reeds de eerste gelden waren binnengekomen ontvingen wij een bericht van het gemeentebestuur, dat onze vergunning was ingetrokken, waardoor wij op 12 November onze werkzaamheden moesten beëindigen en de reeds verworven gelden aan de schenkers moesten terugzenden.

Onnodig te vermelden hoezeer deze gang van zaken ons en de hele bevolking van Hoogland spijt, daar wij het aanbieden van een huldeblijk als een schuld beschouwen.
Wij hopen echter, dat de omstandigheden zich zo mogen wijzigen, dat wij alsnog onze voornemens in daden kunnen omzetten.’

Twee weken later reageert het college van Edam. Het heeft hen geraakt ‘dat de gastvrijheid waarmede de bewoners van Uwer gemeente in de dagen na den nimmer te vergeten 10den Mei dezes jaars, door de bewoners dezer gemeente werden ontvangen, een groot gevoel van dankbaarheid heeft nagelaten.’

Ze kunnen zich voorstellen dat Hoogland zijn dankbaarheid wil uiten met een cadeau maar ze adviseren het comité de zaak te laten rusten ‘Gezien de moeilijke financiële omstandigheden waarin een groot deel Uwer mede-inwoners geraakt is, alsmede de ondervonden moeilijkheden bij de voor dat doel te houden geldinzameling.’
‘Uw bovengenoemd schrijven, het welk wij zorgvuldig in ons archief zullen bewaren, is voor ons reeds het bewijs dat ons werk en dat van de vele burgers gewaardeerd is geworden.’

Een obelisk voor Edam-Volendam?

Maar de zaak laten rusten doet het comité niet. Het is inmiddels juni 1941 en op briefpapier van huisarts Willem Verbeek (telefoonnummer 16!) laat het Comité aanbieding huldeblijk Edam-Volendam weten dat ‘wij tot daden gekomen zijn, zoo gauw de gelegenheid daarvoor bestond.’

Het comité heeft zijn oog laten vallen op een obelisk van Zweeds graniet van 4,80 m. bij 0,80 m. De zuil staat bij steenhouwerij Weegewijs op het Rapenburg in Amsterdam, waar een broer van comitélid De Jong directeur is. Ook over een geschikte plaats voor die zuil is nagedacht. ‘Mogelijk is het plein voor het gemeentehuis een geschikte plaats voor de eventuele opstelling van dit monument.’ Het gemeentehuis ligt bij de Dam, waar Hooglanders zich in die eerste oorlogsdagen steeds verzamelden om verhalen en nieuwtjes uit te wisselen.

Brief van het Comité aanbieding huldeblijk Edam-Volendam aan het gemeentebestuur van Edam- Volendam. De brief is gedateerd 10 juni 1940; dit moet 10 juni 1941 zijn (Waterlands Archief).
De bij de brief van het comité gevoegde schets van de obelisk voor Edam-Volendam (Waterlands Archief).

Het comité hoopt snel antwoord te ontvangen ‘daar wij door ervaring geleerd hebben zoveel mogelijk spoed in deze zaak te betrachten.’ Als Edam dat wil, dan is het monument te bezichtigen bij de firma Weegewijs. Het comité wil graag naar Edam komen om met Weegewijs de door Edam gekozen plaats te komen bezichtigen en de voorbereidingen te bespreken. Bij de brief zit een schets van de zuil met de tekst Evacuatie Mei 1940. De dankbare inwoners van Hoogland aan Edam en Volendam.

Hoeveel haast het comité heeft blijkt wel uit het vervolg van de brief waarin voorgesteld wordt om al op zondag 6 juli, nog geen vier weken na het versturen van de brief, het cadeau officieel aan te bieden, en wel in aanwezigheid van een flink aantal Hooglanders.

Geen obelisk maar een bank
Maar Edam heeft geen zin in een obelisk – ‘er waren enige bezwaren gerezen ten aanzien van de plaatsing van de obelisk’ -, onder meer vanwege de kosten voor een stevig fundament. Het comité van Hoogland komt meteen met een alternatief, aangedragen door de ontwerper van de zuil, de Amsterdamse architect A.A. Kok. Hij had zijn architectenbureau op de Herengracht. Hij was de eerste architect bij de Dienst Publieke Werken van Amsterdam en vooral gespecialiseerd in restauraties van kerken en opvallende woonhuizen.

Hij heeft bij Weegewijs een object zien staan dat ook nog wacht  op een koper: een marmeren bank, ontworpen door een Italiaanse beeldhouwer, die daarmee op een tentoonstelling in Gent een eerste prijs had gewonnen. Dat cadeau wordt door Edam wel op prijs gesteld. Ook nu laat Hoogland er geen  gras over groeien. Op 13 juli zal de bank officieel worden aangeboden. Er is gekozen voor een zondag zodat zoveel mogelijk Hooglanders erbij kunnen zijn. De bank zal een plek krijgen in de hal van het raadhuis.

De hele zondagmiddag zal aan de overhandiging opgaan:
12.00 uur: aankomst Hooglanders in de haven van Volendam, die vervolgens met de tram naar Edam reizen;
13.30 uur: overdracht van de bank;
14.00 uur: concert door Christelijke Harmoniegezelschap Nut en Genoegen;
17.30 uur: vertrek met de boot uit Volendam.

Opmerkelijk is de laatste zin in de uitnodiging die de burgemeester van Edam rondstuurt. ‘Op speciaal verzoek van het comité van Hoogland wordt verzocht niet in officieel kostuum te verschijnen.’
Het woordje niet is onderstreept. Zou een officieel kostuum boeren en burgers hebben tegengehouden mee te gaan naar Edam?

Was dat vanwege een doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg mentaliteit? Hadden ze hun garderobe nog niet aangevuld na de branden op 10 mei?
Vreesden ze dat hun kleding armoedig zou afsteken bij die van de Edammers? Of vreesden ze voor weer een onstuimige tocht met zeeziekte en braakpartijen? Dat zou zonde zijn van hun zondagse goed. De dankbaarheid van de Hooglanders was er in hun minder deftige kleding niet minder om.

De brief d.d. 14 juli 1941 van de burgemeester van Edam aan de heer A.A. Kok, architect (Waterlands Archief).

De volgende dag schrijft de burgemeester een briefje aan architect A.A. Kok in Amsterdam.

‘Van het comité uit inwoners van Hoogland vernam ik enige weken geleden dat zij zich konden verenigen met uw voorstel om in plaats van een obelisk een bank aan te bieden. (…) Nu alles geregeld is gevoel ik behoefte mijn hartelijke dank te betuigen voor uw advies en bemoeienis, die gij daarbij hebt gehad.

De bank is 1,50 m lang. Op de rugleuning een reliëf waarin afgebeeld is de strijd met een Centaur, een Grieks fabeldier dat deels mens is, deels paard (foto Gerard Raven).

 

Indien gij t.z.t. weer eens in deze gemeente komt, zal ik het op prijs stellen  indien gij de gelegenheid zult kunnen vinden even de bank te komen bezichtigen.’

De obelisk als oorlogsmonument
Hoogland is de obelisk van Kok niet vergeten. Als de oorlog voorbij is wil het Oranjecomité hem kopen als monument voor de slachtoffers. In 1945 ten tijde van het initiatief van het Oranjecomité voor een gedenkteken waren onder meer mevrouw Verbeek-Starmans, Michiel Verheul en Cees Hilhorst lid van het comité. Een inzamelingsactie brengt onvoldoende op en daarom legt de gemeente er 1000 gulden bij.

De onthulling van het monument, in de volksmond al snel de Naald genoemd, staat gepland voor 4 mei, maar enkele weken daarvoor ontdekt de pas aangetreden burgemeester Laumans dat er voor het plaatsen van de obelisk geen vergunning is aangevraagd. Op 12 april vraagt hij in een brief aan de minister van Onderwijs, Wetenschap en Kunsten alsnog om een vergunning, en hij hoopt dat die gauw komt ‘ten einde teleurstelling te voorkomen’ want op die onthulling ‘is alles al ingesteld’, schrijft hij. Uit de brief blijkt dat het fundament al is aangebracht, de helft van de kosten al betaald is en dat die week met de aanplanting zal worden begonnen ‘terwijl ook aan de gravering met spoed wordt gewerkt’. Vergezeld met de brief gaat een tekening van het monument, met de afmetingen, de tekst en het aantal namen dat erin gegraveerd gaat worden: negenentwintig.

De vergunning komt er, de plechtigheid op 4 mei gaat door, maar helemaal tevreden is het gemeentebestuur niet. Uit een brief van 31 juli 1946 van het Oranjecomité aan Weegewijs blijkt dat de gemeente er nog een kruisje ingegraveerd wil zien. Het comité zelf vond een kruisje niet passend omdat het gedenkteken niet voor een begraafplaats bedoeld was, maar nu het gemeentebestuur wel een kruisje boven het gemeentewapen wil, heeft het comité er geen bezwaar tegen, mits de aanblik ervan niet storend werkt op de vlakverdeling.

Het zal niet de laatste keer zijn dat er aan het monument gebeiteld wordt. De spoed waarmee volgens de burgemeester aan de gravering gewerkt wordt, lijkt debet te zijn aan pijnlijke vergissingen.

Zo zijn in november 1944 bij de beschieting van een goederentrein vol munitie vier leden van de familie Tijmense bij hun huis naast de spoorlijn omgekomen: vader, tante en twee zonen. Bij de onthulling van het monument ontbrak de naam van zoon Gerrit. Pas jaren later is die vergissing hersteld. Omdat er geen ruimte was in de rij voor nog een naam, is de voorletter van Gerrits naam voor die van zijn vader gegraveerd: G & G Tijmense.

Maar nog steeds klopten de gegevens niet. Op het monument heeft bijna een halve eeuw gestaan dat ze op 2, 3 en 4 september waren gestorven, maar het grote ongeluk vond twee maanden later plaats. Op 2 november stierf zoon Cor, een dag later tante Giep en weer een dag later Gijs. Zoon Gerrit stierf op 8 november, vier dagen na zijn vader, maar voor 8 november was geen plek meer, waardoor het nu lijkt alsof Gerrit op dezelfde dag als zijn vader gestorven is.

Dertig slachtoffers staan er nu op de Naald, en de lijst zou nog uitgebreid kunnen worden. Zo ontbreekt de naam van Piet Rubens, die op 23 april 1945 aan het drama op de Schothorsterlaan wist te ontkomen, maar later op de avond in Soest alsnog door Duitse militairen is doodgeschoten. Pogingen van zijn broer Lex om Piets naam op de Naald te krijgen zijn op niets uitgelopen.

Dan is er nog Salomon Klein, evenals Piet Rubens een Jood. Klein zat met vrouw en kinderen ondergedoken bij Evert van Dasselaar aan de Roevoeterstraat, waar hij op 18 april 1945, toen het einde van de oorlog in zicht was, is vermoord. Niet alleen is de Naald twee keer verplaatst, ook het uiterlijk onderging telkens weer veranderingen: een kruisje erbij, een voorletter erbij, data veranderd, een voorletter gewijzigd (H.v.d. Geer werd R.v.d. Geer) en tenslotte ook nog een taalcorrectie. ‘Ter herinnering van’ is enkele jaren geleden veranderd in ‘Ter herinnering aan’.

De doden mogen dan in graniet gebeiteld staan maar voor de oplettende bezoe- ker is de monoliet geen dode steen. Misschien is er geen beter bewijs van betrokkenheid van het dorp met het verleden dan dat er telkens weer geschaafd wordt aan het monument dat de slachtoffers wil eren.

De Naald is op 4 mei 1946 onthuld. De Naald stond toen op de hoek van de Zevenhuizerstraat en de Bunschoterstraat. Achter de Naald is het gehavende (door sloop of nog vanwege oorlogsschade) huis De Tolick te zien. De burgemeester zegt in zijn brief aan de minister dat die plek voor het monument tijdelijk is (collectie Historische Kring Hoogland).

 

 

 

 

Noot
Henk van Middelaar is schrijver van het boek 23 april 1945, zes uur. Naar verwachting verschijnt eind april zijn boek Laat de gordijnen open, waarin de evacuatie van Amersfoort en Hoogland wordt beschreven. Dit boek wordt te koop aangeboden via boekhandels in Hoogland en Amersfoort.