Het bin toch wel goeie minse
Hooglanders in de Kooij
Arie ter Beek
De Kooij (of tegenwoordig geschreven als De Kooi), is een bekende naam en locatie. In de vorige eeuw vooral bekend als een soort bruin café en tegenwoordig als Grand Café en Partycentrum, Zevenhuizerstraat 1, Bunschoten-Spakenburg. Veel minder bekend is waar de naam vandaan komt en de geschiedenis achter het gebouw en zijn bewoners. Hoewel De Kooij ten noorden van de gemeente Duist, de Haar en Zevenhuizen (1817-1857) en daarna ten noorden van de gemeente Hoogland (1857-1974) – en dus op het grondgebied van Bunschoten – was gelegen, is er een relatie met Hoogland.
De naam De Kooij
De buurtschap
Zevenhuizen ligt in de polder Duist. De Neerduist aan de westkant en de Bovenduist aan de oostkant. Een deel van de Bovenduist biedt nu plaats aan de wijk Vathorst en wat nu nog weiland is zal naar alle waarschijnlijkheid plaats gaan bieden aan de wijk Vathorst-Bovenduist. In vroeger eeuwen lagen er in die polder veel eendenkooien. In 1666 werden er zeven ingetekend op een polderkaart. Tegenover wat nu De Kooi is, heeft er waarschijnlijk ook een gelegen, maar die was in die tijd al verdwenen. Alleen het reliëf op de tekening geeft aan dat het daar geen weiland was. Aan de westkant van de straat, die De Nieuwe Wegh werd genoemd, stond in die tijd al een woning. Dat was dus tegenover de huidige De Kooi. Later, bij de invoering van het kadaster in 1832, werd bij die woning de naam ‘De Kooij’ geplaatst. Een stuk grond achter die woning was bos. Wellicht een overblijfsel van het kooibos van de eendenkooi. Overigens was de naam De Kooij eerder in gebruik. Al op een kaart met een grensscheiding tussen Gelderland en Utrecht uit 1759 is op deze locatie een woning getekend met de aanduiding De Kooij.
Familie Hooft
Het ontstaan van het café De Kooi hangt samen met de komst van leden van de familie Hooft uit Hoogland. In de periode tussen augustus 1864 en januari 1866 vestigde zich in Bunschoten het gezin van veehouder Teunis Hooft. Hij trouwde in Hoogland met Aaltje Schoonderbeek; beiden waren daar ook geboren. Lang bleven ze niet in Bunschoten wonen, want al in 1871 vertrok het gezin weer naar Hoogland. Het is niet met zekerheid bekend waar ze woonden, maar het is aannemelijk dat Teunis Hooft het boerderijtje heeft laten bouwen en daarna de eerste bewoner was. In dezelfde tijd kwam Bart Hooft, ook veehouder, en getrouwd met Sophia Schoonderbeek, vanuit Hoogland naar Bunschoten. Dat was tussen de herfst van 1866 en het voorjaar van 1868. Bart en Teunis Hooft waren geen broers, maar wel waren hun vrouwen zussen van elkaar. Woonden ze bij elkaar? Dat is niet bekend. Wel dat Bart en zijn nakomelingen hier tot midden jaren 1970 bleven wonen. Uit een oud eigendomsbewijs blijkt dat Bart Hooft in augustus 1867 de woning heeft aangekocht. In die akte wordt het omschreven als: ‘Eene landbouwerswoning met achterhuis, twee tweeroeden bergen, schuurtje en grond genaamd de Kooij, staande en gelegen aan den Zevenhuizerstraatweg gemeente Bunschoten ter grootte van 14 aren zeventig centiare’.
Uit dezelfde akte blijkt dat er een hypothecaire schuld op het onroerend goed rustte, groot zevenhonderdvijftig gulden, ten behoeve van Jacobus Hartman uit Leusden. In 1832 was de betreffende grond in eigendom bij de weduwe (van) Dirk Hartman. Hieruit valt af te leiden dat Bart Hooft een deel van de grond van de familie Hartman kocht, daarop een woning bouwde en dat Hartman ook voor de financiering zorgde. Uit die akte, opgemaakt in 1901, blijkt voorts nog dat Bart Hooft van beroep niet alleen veehouder was, maar ook tapper. Daaruit volgt dat op dat moment al enige tijd in het pand gelegenheid was om drank te schenken, al moeten we ons daar niet al te veel van voorstellen. Er waren wel meer boerderijen waar, aan wie dat wilde, een borrel werd geschonken. Uit het ‘Register der vergunningen tot verkoop van sterken drank in het klein’ van de gemeente Bunschoten blijkt dat Bart Hooft met ingang van 1 mei 1882 een vergunning had. Naar verluidt werd er tussen zaterdagavond en maandagmorgen, op zondag dus, ook sterke drank verkocht. Hooft was daarmee niet de enige. Verschillende andere vergunninghouders in Bunschoten en Spakenburg deden dat ook.
Een nieuwe Kooij
Na het overlijden van de vrouw van Bart, Sophia, in de genoemde akte steeds als Fijtje aangeduid, kwam De Kooij in 1901 in eigendom bij zijn zoon Willem. Hem werd niet alleen het onroerend goed toebedeeld, maar ook de hypotheek. Het geheel is meer waard geweest, want hij moest nog een extra hypotheek afsluiten van 450 gulden, opnieuw bij Jacobus Hartman. Willem, geboren in 1866, trouwde in 1902 met Christina van Moorselaar uit Hoogland. Samen kregen ze acht kinderen.
In januari 1916 vond een grote overstroming plaats in Eemland. De hele omgeving stond onder water en de bewoners konden geen kant uit. Pas de volgende dag werden ze gered. Journalist M. van der Staal tekende in zijn verslag Januari-vloed 1916 daarover het volgende op: ‘En even buiten Spakenburg, aan den Nijkerkerweg heeft de bewoner van de boerenhofstede “De Kooi” een ontzettenden nacht doorgemaakt. Zijn huis stond aan alle zijden midden in het water; nergens was hij met de zijnen veilig… Toen zijn ze naar de nok van het dak gevlucht en daar hebben ze in regen en wind gewacht tot de morgen kwam en met dien morgen de redding: man en vrouw en kinderen!’
Het moeten angstige ogenblikken zijn geweest.
Wat de watersnood voor gevolgen heeft gehad voor het pand is niet met zekerheid te zeggen. Zeker is dat er schade is ontstaan. Op de lijst met personen die een schadevergoeding hebben gekregen, is af te leiden dat Willem Hooft een schade had geleden van fl. 3.315, –. Hij kreeg een schadevergoeding toegekend van fl. 2.250, –. Wat daarnaast zeker is, is dat Willem Hooft in het voorjaar van 1917 een hypotheek van vijfduizend gulden opnam van het Noordhollandsch Landbouwkrediet; een flink bedrag. Uit de hypotheekakte blijkt niet waarvoor het bedrag was bedoeld. Het pand was in 1916 al vijftig jaar oud, Het kan zijn dat het dusdanig van de watersnood te lijden heeft gehad, dat nieuwbouw noodzakelijk was. Gelet op de stijl van het pand zoals dat tot 2012 bestond, dateert het uit het begin van de 20e eeuw. Het ligt dan ook voor de hand dat De Kooij in 1917 is herbouwd.
Een nieuwe generatie
Het echtpaar Willem Hooft en Christina van Moorselaar heeft tot hun overlijden op deze plaats gewoond en gewerkt. Naast de veehouderij zorgde ook het café voor inkomsten. De meeste kinderen vlogen in de loop van de tijd uit. En de ouders overleden respectievelijk in 1936 en 1945. Twee kinderen bleven ongetrouwd: Willem jr. en Chris. Ze zetten het bedrijf voort. Willem overleed in 1974. Chris zette het bedrijf nog enige tijd voort, maar dat duurde niet lang. Zij verhuisde naar Hoogland. Er kwam in de persoon van Bunschoter Hans van Twillert een nieuwe ondernemer. Hij moderniseerde het café met een nieuwe ingang en toiletgroep. Na ruim 25 jaar werd het bedrijf beëindigd. De opstallen werden verkocht aan de gemeente Bunschoten. Het geheel is in 2012 gesloopt. Na een aantal jaren kwam het onroerend goed opnieuw in Hooglandse handen (Wim Smink) en verrees het Grandcafé De Kooi.
Herinneringen aan het café
Door het café is het een plaats geworden waaraan vele herinneringen zijn verbonden. In een interview voor de Amersfoortse Courant van 27 januari 1993 vertelde Hans van Twillert: ‘Eén pand, met één muur tussen woongedeelte en café, maar dat maakt niet uit. Overlast is er niet: er komen geen luidruchtige jongeren en de muziek staat zacht.’ ‘Het café maakt geen lawaai’, zegt Van Twillert. ‘En het is echt gescheiden. Hier werken, dáár wonen. Hoewel het café soms veel op een huiskamer lijkt.’ ‘Makkelijk’, vindt hij wel, ‘één deur door en je bent thuis. Werken en woning in één pand heeft alleen maar voordelen. Nadelen zijn er niet.’
Begin jaren tachtig had ik de gewoonte om samen met een vriend op donderdagavond een film te gaan bekijken. Dat maakte hongerig en dorstig en na afloop gingen we even naar De Kooi. Hans van Twillert was toen de uitbater. Het eerste wat opviel, was dat hij met grote keuneuzen liep (hoge klompen met een lage, tamelijk spitse neus, waardoor het model enigszins het profiel heeft van een varkensneus). Daar bestelden we eerst een pilsje en na verloop van tijd een karbonaadje met patat. Dat kon allemaal, maar het duurde een paar pilsjes voor het klaar was. In het vervolg deden we daarom gelijk met het pilsje de bestelling. Maar de karbonade was uitstekend en de patat goed en het wachten waard. Hans was ook een beetje slager en later gingen we weleens een kilootje lekkere metworst halen. Het was er altijd gezellig. Arie ter Beek.
Ben Keizer, een kleinzoon van Willem Hooft senior, en zoon van Sophia (Fie) Hooft en Jan Keizer, vertelde dat het vroeger (voor de oorlog) geen vetpot was in De Kooi. Na het overlijden van de grootopoe Christina van Moorselaar, werd De Kooi eigendom van de oudste zoon Bart, die met de handel in sigaren een man in bonis was geworden. Onderdeel van de transactie was dat zijn broer Wim (de Bels genoemd) en zijn zuster Chris het bedrijf mochten huren voor tien gulden per week en dat opa tot zijn dood gratis kost en inwoning kreeg. De huursom bleef gelijk, maar alle kosten waren voor hun rekening.
Na het vrij plotselinge overlijden van Willem Hooft jr. in 1974 bleef de deur van het café een aantal dagen dicht, omdat de gastheer bij een andere Gastheer was geroepen. In die dagen fungeerde ik als bewaarsman met de uitdrukkelijke opdracht om eventuele bezoekers die hun deelneming kwamen betuigen, binnen te laten en te voorzien van wat hun beliefde. Op een middag diende zich Toon van Dorst aan, salesiaan van Don Bosco en pastor van de rooms-katholieke Parochie van de H. Martinus in Hoogland, waar de familie altijd kerkte. Volgens instructie vroeg ik wat de pastor wenste te gebruiken. Die bliefde geen thee, geen koffie, maar wel een jonge jenever, want het is hier immers een café, nietwaar? Voor het gemak en omdat daar de fles stond, namen pastor en ik plaats aan de tap en werd de pastor uit de ruime voorraad bediend. En zo werden wij een uur of wat later door de familie aangetroffen in de verduisterde gelagkamer. En hoewel ik haar orders strikt had opgevolgd, vond tante Chris het geen pas geven dat ik met de pastor ‘aan de zuip’ had gezeten, terwijl oom Wim boven aarde stond. ‘Je mos je schaome snotneus!’ Ben Keizer.
Het zijn maar enkele herinneringen aan een bijzonder café in Bunschoten met Hooglandse bewoners, van wie in Bunschoten werd gezegd: ‘Die van Hooft bin dan wel rooms, maar het bin toch wel goeie minse’.