“Emiclaer”
van Heerlijckheid tot Stad
door G.G. Hilhorst (9 juli 1933-1 juli 2011)
Noot vooraf.
Het boekwerk -een ingescand exemplaar- is voorzien van een aantal belangwekkende documenten, kaarten en foto’s.
Deze zijn echter (nog) niet opgenomen in verband met de helaas slechte tot zeer slechte kwaliteit.
Het manuscript beslaat 94 pagina’s A4, waarvan p1-p74 zijn weergegeven.
Ter inleiding
Voor het ontstaan van de naam “Emiclaer. Emmeklaar of Emiklaar”. zijn verschillende verklaringen. In deze omgeving zijn vele boerderijen die een naam dragen welke op “LAAR” eindigt. Volgens historici is de naam “laar” de oudste aanduiding van een boerderij of plaats van bewoning. Dit zou kunnen betekenen dat “emiclaer” en “lielaere” (het latere “Liendert”) tot de alleroudste boerderijen van De Heerlijckheid of Gerecht “Emiclaer” behoren, deze boerderijen worden dan ook met name genoemd in oude stukken. Het lijkt er stellig op’ dat “Gerecht Emiclaer” de naam van de reeds daar bestaande boerderij heeft aangenomen.
De boerderijen uit de zogenaamde “HORSTEN” reeks zoals Coelhorst, Hogerhorst, Weerhorst, Schothorst, Zielhorst en Vathorst, zijn hoewel ook vele eeuwen oud, van jongere datum.
Ook de vele archeologische vondsten van de laatste jaren, met zelfs een Romeins grafveld in de omgeving van Emiclaer, versterken de gedachte dat hier al eeuwenlang een zekere mate van bewoning aanwezig is geweest. Op het ontstaan en de ontwikkeling van Emiclaer hebben geen handels- of doorgangswegen invloed gehad, de enige belangrijke doorgangsweg was de Nijkerkerstraatweg van Amersfoort via Nijkerk naar Zwolle. De boerderijen liggen daarom verspreid over het landschap en de wegen zijn dan ook ontstaan als verbindingsweg van boerderij tot boerderij, zorgvuldig gekozen op de grens van hoog en laag, met name bij de Schothorsterlaan en de Calveenseweg is dat het geval.
Nu het landschap op zal gaan in een stedelijke ontwikkeling wil ik graag een bijdrage leveren om iets van de geschiedenis van het “Oude Emiclaer”, in de ruimste zin van het woord, in leven te laten, als dank en afscheid aan alles wat onze voormalige bewoners zo dierbaar was. Omdat ik slechts een goedwillende amateur ben, vraag ik tot slot begrip van de lezer voor de mogelijke oneffenheden.
De samensteller
Gijs Hilhorst
VAN HEERLIJKHEID TOT STAD
“EMICLAER” IN HET BIJZONDER.
1200. Het was in deze tijd dat grote delen van Eemland rondom Amersfoort aan de Abdij van St.Paulus te Utrecht behoorden. Zoals toen gebruikelijk, hadden veel kerken en kloosters zich het z g. eigendomsrecht toegeeigend van grote en uitgestrekte gebieden en daardoor hadden zij een grote macht over de staatsinrichting van die tijd. Deze kerken en kloosters waren niet in staat om het beheer hiervan volledig op zich te nemen, daarom beleende men de goederen aan aardse grootmachten. Adam van Lokhorst was zo’n grootheid en woonde op de ridderhofstad “Lokhorst” te Leusden. Hij was het die grote delen van Eemland in leen had van de Abdij van St.Paulus te Utrecht. De eigendomsverhoudingen waren toen heel anders dan nu, want ook de boeren onderling verkochten hun landerijen, zij het met toestemming van de leenheer. “Emiclaer” was een van die gebieden die Adam van Lokhorst in leen kreeg. Daarnaast had hij ook Hoogland, Coelhorst, Soest, Hees, Scherpenzeel en Stoutenburg in leen. Later, in het begin van de negentiende eeuw zijn Emiclaer, Hoogland, Coelhorst en het Waarschap Zeldert, de gemeente Hoogland geworden. Daar is in l857 de gemeente De Duist, Haar en Zevenhuizen nog aan toegevoegd.
13OO. In het leenregister van de Abdij van St. Paulus staat een opsomming van de goederen die de Heren van Lokhorst toen in leen hadden. Daar staat, vrij vertaald, “Voorts het gerecht Emiclaer dat als vanouds gelegen is tussen het Maalschap Coelhorst en het Gerecht van Hoevelaken, en tussen de Amersfoortse Meent en het Zeldrechtse Waarschap”. De tienden en de thinsen waren voor de Heer Wauter van Stoutenburg. Ook staat nog vermeld dat “Het Goed Emiclaer” is verhuurd aan Thyman de Coningh. Het “Goed Emiclaer” bestond uit het “Hof Emiclaer” en twee hoeven land de “Lielaere” genaamd. In een acte van 12 Augustus 1329 (archief van St. Pieter te Utrecht) schrijft men over de cultis “den goede van Emmincklaer” (een cultis is een Hoofdhof waar de Heer zijn zittingen hield bij het ontbreken van een Huis). Bij het bouwrijp maken van de gronden ten zuiden van de Schothorsterlaan in 1989, was duidelijk te zien dat de Emiclaerseweg in vroegere jaren rechtdoor liep en een zandweggentje de boerderijen “Emiclaer” en “Liendert” met elkaar verbond. Dit weggetje was ongeveer vier meter breed geweest met aan beide zijde een sloot. Eenvoudiger kon het niet, men groef twee sloten, gooide het zand naar binnen en kreeg zo een voor die tijd begaanbare weg. Ondanks vele eeuwen bewerking was het profiel van die weg nog goed te zien bij die afgraving.
1325. Thyman de Coningh had waarschijnlijk dus eerst alleen maar het recht van gebruik van die hoeven land. Dit wil niet zeggen dat hij het ook zelf in gebruik had. Het gebruik van gronden werd vele malen als belening en verhuring doorgegeven, en een ieder hield er wat aan over, totdat het gebruik uiteindelijk bij de boer terecht kwam die het bewerkte en er ook woonde.
Thijman de Coningh is in een later stadium ook Heer van het “Gerecht Emiclaer” geworden. Thyman de Coningh was getrouwd met Jonkvrouw Clementina van Pijl, zij kwam van de Ridderhofstad Pijlsweerd.
135O. Godart de Coningh volgt zijn vader op als Heer van het Gerecht Emiclaer. Het “Gerecht Emiclaer” is duidelijk iets heel anders dan het “Hof” of “Goed Emiclaer”. Als Heer van het Gerecht had men verschillende bevoegdheden zoals Bijv. het aanstellen van een Schout en Schepen (hoewel men toen in het “Gerecht Emiclaer” nog het Buurt-recht had), daarnaast had men nog het recht tot het heffen van diverse penningen en belastingen en het in ontvangst nemen van goederen in natura. Een groot gedeelte van hun macht moest ook nog gedeeld worden met het College van “De Malen”. Overigens moet men zich van “Het Gerecht Emiclaer” niet al te veel voorstellen. Het gebied was maar ongeveer 7OO Morgen, (een Morgen is 6/7 Ha.) groot dus 6OO Ha. en werd begrensd door de grens van Hoevelaken, de oude grens van de gemeente De Duist (tot daar waar ongeveer nu de Zevenhuizerstraat is) tot aan de gemeentegrens van Amersfoort. Merkwaardig is dat men in bijna alle stukken spreekt over “Emiclaer” en “Langenoord”. Deze grote, en daarom belangrijke hoeve was er toen ook al en omdat hij op de grens van het “Gerecht Emiclaer” en dat van “Hoogland” lag zal dit wel eens een twistpunt geweest zijn. Vandaar die toevoeging?
Veel inwoners zal het “Gerecht Emiclaer” nog niet gehad hebben, hooguit 2OO, verdeeld over een 2O-tal boerderijen daarnaast wat boerenarbeiders en andere vaklieden zoals smids, timmermannen, mandemakers, wat turfstekers en dergelijke.
De belangstelling voor het “Hof Emiclaer” zal niet groot geweest zijn en bestond alleen uit de boerderij “Emiclaer” en wat landerijen. De Heer zal er zitting gehouden hebben en het als uitgangspunt voor zijn jachtpartijen gebruikt hebben. Godart de Coningh is Burgemeester van Amersfoort geweest en was getrouwd met Beatrix van Arnhem. Hij overlijdt in 1373.
1391. Jan de Coningh wordt nu genoemd als Heer van Emiclaer, hij zal dat wel geworden zijn na de dood van zijn vader. Hij woonde overigens in Utrecht aan de Coornmarkt in het huis “Ten Putten”. Zeker vijftien jaar is hij Schepen van Utrecht geweest en wel tussen 1391 en 1416.
Er is weinig veranderd in zijn tijd. Langzaam is er wat meer grond in cultuur gebracht en er komen wat inwoners bij, maar grote delen zijn nog heidevelden en veen. Die heidevelden waren ook noodzakelijk bij een boerderij. Men had plaggen nodig voor de potstallen dus voor de mest. Tot aan de twintigste eeuw had iedere boerderij zijn eigen heide-of buitenveld. “Emiclaer” had zijn heidevelden aan de Heideweg liggen maar ook de boerderijen “Cattenbroek”, “Langenoord” en de “Oude” en de “Nieuwe Hooft” hadden hun heidevelden daar. De “Zielhorst” en de beide “Geren” hadden hun heidevelden aan de Duisterweg liggen. Het zal ook wel in deze tijd geweest zijn dat de Heideweg is aangelegd, niet zo zeer ter ontsluiting van het gebied maar meer voor de ontwatering. De Malenwetering is toen gegraven en met het zand daaruit is de Heideweg ontstaan. Tot aan de woningbouw was ook goed te zien dat men daar, waar het gebied het laagst was, aan beide zijden van de heideweg een diepe wetering gegraven had om voldoende zand te krijgen voor de weg. Ook de Duisterweg zal van deze tijd zijn gezien het slagenlandschap wat daar aanwezig is. In oude aktes van die tijd schrijft men over percelen “Duisteren” of “Veen” in de “Duisteren” van het “Gerecht Emiclaer”. Jan de Coningh was gehuwd met Mechteld Jans van Rijn. Er worden zeker vijf kinderen geboren uit dit huwelijk. 142O. Godart de Coningh, als oudste zoon, volgt zijn vader op en wordt nu Heer van Emiclaer. Hij was wisselend met zijn broer Johan, Schepen van Utrecht. Later wordt hij ook Burgemeester van die stad. De bemoeienissen die hij werkelijk als Heer van Emiclaer met de mensen en het gebied gehad heeft, zijn beperkt. De molen van de tijd draait langzaam. Er komen wat problemen met het “College van de Malen” over de schouw van de Malenwetering en andere bestuurlijke zaken. Het “College van de Malen” was op het hoogtepunt van zijn macht. Wie waren die Malen eigenlijk? In het College van de Malen zaten de bewoners of de eigenaren van de Malenhoeven. Er waren vijftien en een halve hoeve of erve die tot de Malengerechtigden behoorden. Het waren; “Groot Liendert”, “Klein Liendert”, “De Oude Hoef”, “De Nieuwe Hoef”, “Cattenbroek”, “Schoonoord”, “Emiclaer”, “Klein Emiclaer”, “Langenoord”, “Zielhorst”, “Groot Wede”, “Klein Wede”, “Luttikke Wede”, “Weerhorst”, “Boelenhoef” en “een erf in de Hoef” samen met “Bijlerhoef’ voor een halve hoeve.
Deze boerderijen liggen allemaal aan de Eng, welke een hoger gelegen stuk grond is, liggend van Hoevelaken tot aan de Eem en heeft als eerste tot het bewoonde gebied behoord. Er zijn op deze Eng vondsten gedaan die aanduiden dat hier al eeuwenlang bewoning moet zijn geweest. Zo is een Romeins grafveld gevonden compleet met askom, maar ook sporen van paalwoningen en een nog bijna ongeschonden vuurplaats van grote veldkeien uit vroegere eeuwen. Helaas is hier ook niets meer van te zien, alles moest wijken voor de woningbouw.
Godart de Coning was getrouwd met Jonkvrouw Beatrix van de Vecht. In 1454 overlijdt Godart de Coningh achterlatend 6 kinderen welke allen minderjarig zijn.
1454. Jan de Coningh volgt zijn vader op als Heer van Emiclaer en Langenoord. Daar hij echter minderjarig is, zijn zijn moeder Beatrix van de Vecht en oom Jan van de Vecht, eerst voogd en toezichthouder over hem. Na ook eerst Schepen te zijn geweest wordt hij in 148O, Burgemeester van Utrecht. Hij zal daar ook wel gewoond hebben. In ieder geval woonde hij niet op “Emiclaer”. “Emiclaer” was toen nog een Heerlijkheid of Gerecht zonder Huis. Op zich niets bijzonders want ook de Heerlijkheid “Hoogland” en het Gerecht “De Duist” hadden geen Huis. “Coelhorst” had wel een Huis. Er ontstaat nog al wat verwarring als hier en daar uit de stukken blijkt dat het Huis van “Coelhorst” weleens gebruikt wordt als handelingsplaats voor bepaalde zaken die zo wel “Hoogland” als “Emiclaer” aangaan. Jan de Coningh trouwt in 1461 met Johanna van Drakenburg en overlijdt in het jaar 1482.
1482. Godart de Coningh had zijn vader op moeten volgen als Heer van Emiclaer maar omdat hij ook minderjarig was bleef zijn Grootmoeder Beatrix van de Vecht zijn plaats innemen. Hij werd pas Heer van Emiclaer na haar overlijden.
Ook hij is Schepen en Burgemeester van Utrecht geweest. Zijn politieke bemoeizucht leidt uiteindelijk tot zijn onthoofding, in opdracht van de Bisschop van Utrecht, op 15 Mei 1528. Nergens in de stukken van Emiclaer staat vermeld hoe de reactie van de mensen hier ter plaatse is geweest. Godart de Coningh was eerst gehuwd met Mechteld van Boterstijn en is later hertrouwd met Johanna van Nijenrode. Van de 9 kinderen zijn er 5 toegetreden tot een Kloosterorde. Veel kinderen van welgestelde ouders gingen in die tijd in het klooster, vandaar ook de grote macht van kerken en kloosters. 1528. Frederik de Coningh volgt zijn vader op, na diens trieste dood, en wordt de Heer van Emiclaer en Langenoord. Maar ook hier blijft macht en politiek blijft trekken, het zit in het bloed! En zie; ook hij wordt weer Schepen en later Burgemeester van Utrecht. Via zijn moeder erft hij ook nog andere bezittingen. Hij was gehuwd met Jonkvrouw Alverada Proeys een burgemeestersdochter uit Utrecht. Van hun elf kinderen zijn er maar 6 meerderjarig geworden, waarvan er weer 3 non of cannunnik geworden zijn. Fredrik de Coningk overlijdt in 1566.
1566. Beernd de Coningh is het die zijn vader opvolgt als Heer van Emiclaer. Hij is de laatste van het geslacht de Coningh die Heer van Emiclaer was. Zover bekend, moet worden betwijfeld of deze invloedrijke en niet onbemiddelde familie ooit op “Emiclaer” gewoond heeft of er landerijen in bezit had. Er was toen nog geen Huis en hun bestuurlijke functies waren van dien aard dat men waarschijnlijk steeds bij of in Utrecht gewoond zal hebben. De belangstelling voor “Emiclaer” zal zich wel beperkt hebben tot het geldelijk voordeel dat men er van had. Toch moet hij uitverkoop houden. Want na de verkoop van de Ridderhofstad Botterstijn die hij van zijn grootmoeder geerfd had, wordt op 8 Mei 1579 de Heerlijkheid Emiclaer verkocht aan Jacob d’Edell. Later, op 2O Mei 159O, verkoopt hij ook de Ridderhofstad Vleuten nog. Hij was gehuwd met Margriet van Vianen en overlijdt op 24 Oktober 16O2. 1579. Jacob d’Edell, de zoon van Goort d’Edell en van Paschina Pott, koopt de Heerlijkheid Emiclaer van Beernd de Coningh. Hij was ook een Utrechternaar en is ook Schepen van die stad geweest. Hij was getrouwd met Margaretha de Beer, dochter van Jan de Beer en van Alijda Douwer. Er worden vijf dochters geboren uit dit huwelijk. De oudste dochter Alijda trouwt met Floris Foeyt. Jacob d’Edell overlijdt op 15 juni 1586.
1586. Jonkheer Floris Foeyt wordt, als echtgenoot van Alijda d’Eddell, de nieuwe Heer van Emi- claer. Hij is de zoon van Willem Foeyt, Heer van Papendorp en van Baerte van Wijngaerden. Hoewel ook dit gezin nog in Utrecht woonde, zal in deze tijd de behoefte om ook bezittingen te hebben in de Heerlijk- heid Emiclaer toenemen. De tijden waren hiervoor ook gunstig. Vele machthebbers en groot grondbezitters kwamen in moeilijkheden. Het volk kwam in opstand en veel grootheden werden letterlijk en figuurlijk een kopje kleiner gemaakt. Ook de Raads- pensionaris Johan van Oldebarneveld viel dit lot ten deel en werd in JOHAN VAN OLDEBARNEVELD 1619 ter dood gebracht. EIGENAAR VAN “GROOT EMICLAER” Hij was bezitter van IN 1619. veel landerijen hier in de omgeving, Op de inventarislijst die gemaakt is na zijn dood staat o.a. “het erve “EMICLAER” groot zestig morgen”. Dit was de boerderij “Emiclaer”, want het Huis was er toen nog niet. In 1622 is de Familie Van Oldebarneveld nog eigenaar van de boerderij “Emiclaer”. Het was toen 27 percelen groot en de gebruiker was Aart Goossen. Het lijkt dat Floris Foeyt nu spoedig zijn kans schoon ziet en gronden gaat kopen. Enige tijd later blijkt Floris Foeyt in ieder geval grond te hebben in de nabijheid van “Emiclaer” en aan de Duisterweg, maar nog nergens wordt van een Huis gesproken.
1622. Jonkheer Jacob Foeyt wordt de Heer van Emiclaer na de dood van zijn moeder Alijda d`Edell. Hij heeft duidelijk meer contacten met de Heerlijkheid Emiclaer dan zijn voorgangers. Het zullen er nog wel niet zoveel geweest zijn, maar toch is er in de plaats van het Buurtrecht het Schepenrecht toegestaan door de Heren s`Lands van Utrecht. Niet met zekerheid is vastgesteld, toch is het aannemelijk dat hij de bouwer is geweest van het “Huis Emiclaer”. Jacob Foeyt is in ieder geval Rentmeester geweest van het College van de Malen.
Twee keer is Jacob Foeyt getrouwd geweest. Eerst in 1633 met Willemijm van Zuilen Nijeveld, zijn tweede huwelijk was in 1638 met Elisabeth van der Borch, Vrouwe van Oude Rijn en Heijcoop. Deze huwelijken hebben beslist bijgedragen tot zijn financieel kunnen.
In 1658 wordt er op het “erve Emiclaer” een erfhuis gehouden ten bate van Marritje Cornelisdogter, wed. van Broenis Brantsen en haar “onmundig” kind. Als levende have waren aanwezig; 2 kalveren, 3 pinken, 5 vaarsen, 3 koeien, 3 paarden en 14 schapen met lammeren. Ook waren er nog 2 varkens aanwezig. De hele veestapel bracht 34O gulden op. Ook vele andere spullen zijn verkocht. Het is Goort Peters van Colverschoten die veel koopt op deze veiling, hij wordt ook de nieuwe boer op “Groot Emiclaer. Na zijn overlijden hertrouwt zijn vrouw Truichgen Hendriks Collert met Peter Gijsberts.
De naam Foeyt wordt helaas niet genoemd in de beschrijving van deze veiling, wel veel namen van andere mensen in de omgeving van Emiclaer. Maar hoe dan ook, vast staat dat Jacob Foeyt in Amersfoort begraven is, hij zal dus wel op “Emiclaer” gewoond hebben. Nu de Familie Foeyt meer bij het gebeuren van Emiclaer betrokken is, lijkt het wenselijk er hier en daar wat dieper op in te gaan. Floris Foeyt kreeg uit zijn tweede huwelijk twee zoons, Floris en Hendrik Deze laatste is Heer op “Luttikke Wede” geweest, een “versterkt” Huis dat later “De Schothorst” is geworden, hoewel het niet op dezelfde plaats stond. 1666. Floris Foeyt volgt zijn vader op als Heer van Emiclaer. Hij trouwt in 1671 met Jonkvrouw Gijsbertha van der Borch, wed. van Barthomeus van Vloten. Er worden twee dochters geboren. – Maria Elisabeth Agnes en – Agatha Margaretha. Op 25 September 1678 overlijdt Floris Foeyt, nog geen veertig jaar oud. De dood is niet onverwachts gekomen want twee dagen voor zijn overlijden laat hij, bij notaris Nicolaas Cruijff te Utrecht, een testament maken waarin hij bepaalt dat de Heerlijkheid Emiclaer met zijn Gerecht, thinsen en tienden, het grote Huis met zijn grachten, lanen en verder getimmerte, voor zijn oudste dochter zal zijn. Voor het eerst, voor zover mij bekend, wordt er over het Huis geschreven. Zijn oudste dochter Maria Elisabeth kreeg ook de boerderij “Groot Emiclaer” met zijn landerijen. Hij bepaalt in datzelfde testament dat, mochten zijn kinderen onmondig of kinderloos overlijden, zijn neef Hendrik, (Hoewel nog pas enkele jaren oud) maar zoon van zijn reeds overleden broer Hendrik, al zijn bezittingen zal erven. Jonkheer Floris Foeyt is ook nog een tijdje regent geweest van het St. Pieter Gasthuis te Amersfoort.
1678. Maria Elisabeth Agatha Foeyt, slechts enkele jaren oud, volgt haar vader op. Zij het in naam, want in werkelijkheid is het haar moeder, die als voogd, de zaken doet. Zij is het ook die in 17O1 grond verkoopt, in de “Winkelkampen” van het erf “De Clapmuts”, aan de Heer van Weede eigenaar van de “Nieuwe Hooft”. In 1691 trouwt Barend van de Burch uit Luxenburch te Hoogland en hij geeft op dat hij tuinman is bij de Heer Fareris wonende op “Huize Emiclaer”. Blijkbaar heeft moeder weduwe hem in huis gehad, omdat zij tijdelijk in Utrecht woonde. Het is 1711 als moeder overlijdt de twee dochters ongehuwd achterlatend. De gezusters Foeyt blijven op het “Huis Emiclaer” wonen. Zij besteden veel zorg en aandacht aan de sociale en maatschappelijke problemen die er in die tijd in de Heerlijkheid Emiclaer waren. Vooral Maria Elisabeth als Vrouwe van Emiclaer. Als in 1714 de Staten van Utrecht de Heerlijkheid Hoogland verkopen aan Mr Jan Frederik Teeckman, maakt Maria Elisabeth Foeyt zich blijkbaar ongerust dat de rechten van de Heerlijkheid Emiclaer aangetast zullen worden. Zij wil uitdrukkelijk vastgelegd hebben dat de Heerlijkheid Emiclaer niet mede verkocht is, maar een Heerlijkheid op zich zelve is. En ook dat “De Langenoord” als vanouds onder de Heerlijkheid Emiclaer gelegen is. Het kan bijna geen toeval zijn dat bij deze overeenkomst ook bepaald wordt dat Willem Teeckman, de broer van de koper van Ambachts-Heerlijheid Hoogland, Schout wordt van het Gerecht of de Heerlijkheid Emiclaer. Het protecol van het Gerecht Emiclaer begint dan ook in 1714. Nu de grote zaken geregeld zijn is er tijd voor andere dingen. Als eerste had de Katholieke kerk haar belangstelling en gaf zij de priesters de gelegenheid om bij haar, ten “Huize Emiclaer”, de kerkelijke diensten te verrichten. Ook haar moeder zal daar een grote invloed op gehad hebben. Tot aan 1696 is gastvrijheid verleend aan de Katholieken van Hoogland, In dat jaar heeft de Vrouwe van Emiclaer een stukje grond afgescheiden van de boerderij “De Langenoord”, welke haar eigendom was, en aan de katholieke gemeenschap van Hoogland gegeven voor het stichten van een eigen kerkje. Ondanks het feit, dat men nu in Hoogland een eigen kerk had, bleven de banden met de priesters uit Amersfoort groot. Hetwelk nog erger werd toen bleek dat de Hooglandse pastoor Ambrosius Scheuring de Jansenisten-leer navolgde.
In 17O7 bleef de kerk dan ook nagenoeg leeg en was er maar een enkele dopeling. Het was vooral de Vrouwe van Emiclaer die daar invloed op uitoefende en de mensen naar de Amersfoortse kerken stuurde. Twee jaar later, in 17O9, vertrok pastoor Scheuring naar Leeuwarden nadat hij “uitgehongerd” was. Het kwaad was echter geschied en men bleef naar Amersfoort gaan, Eerst bij pastoor Jansen, tot 1718, en vooral zijn opvolger pastoor Herman van de Clooster, die ruim veertig jaar op het Zandt geweest is, bleef een graag geziene gast en zielenherder in Hoogland. Maar ook kapelaan Aegidius de Meulder van de Ellenboog parochie of statie zoals dat toen genoemd werd, bleef veel Hooglanders trekken en was voor velen een goede huisvriend. Dit alles tot groot ongenoegen van de priesters die in Hoogland waren.
Maria Foeyt was vande beginne af blijkbaar niet gerust op de goede afloop van het kerk gaan in Hoogland en had de grond bestemd voor de kerk, slechts in bruikleen gegeven. Pas in 1717 vond zij de tijd rijp om de grond aan de katholieke gemeenschap te schenken. De grootte van het stuk grond was ongeveer 4OO roeden, ofwel 6OOO vierkante meter en was gelegen daar waar nu Leo’s Oord staat. Ondanks dit gebaar van Maria Foeyt bleef vooral pastoor Hermanus Ram, in veel brieven aan zijn broer, de Aardspriester van Montfoort, klagen dat de grote boeren naar Amersfoort gingen en hij alleen de “huurlingen” overhield. In deze brieven klaagt pastoor Ram ook over de houding van zijn kerkmeesters. Om een beeld te krijgen van die verhouding volgt nu een verklaring over een voorval welk in de kerk plaats vond: —— Wij onderschrevene verklaeren wel gesien te hebben op de feestdagh der H.H.Apostelen Simon en Judas, zijnde den 28 October 1741, dat Lammert Willemze als doende kerckmeester van de pastorie van het Hoog Lant met de ciborie in de hant van achteren in de kerck is gekomen, als den Heer pastoor Ram van de goddelijcken dienst van den altaer afquam en het casuijffel had uijt gedaen om het broot te wijden ter eren van St Hubertus, waerna veel van de gemeente stonden te wachten ende derwijle den Heer pastoor reeds besigh was het voornoemde broot, uyt het sacristye comende, dit de gemeente uyt te deelen, soo is den voorschreven Lammert Willemze met de ciborie in de hant gekomen tot aen de stoel toe van de Hoog Welgeboren Vrouwe Maria Foeyt van Emeclaer, waerop hij niet haestigh genoegh voortkomende, den heer Rosendael seyde tegen Lammert Willemze voornoemt: “Comt voort”! Welke Lammert Willemze zeer gealtereert zijnde, niet gouw genoegh connende voortcomen, is den heer Rosendael met een force door de gemeente heen gedrongen tot aen de voornoemde stoel, en heeft de ciborie uyt de hant van Lammert Willemze genomen en met een groote misachtingh naer de sacristye gedrongen en tegen den heer pastoor seggende: “Daer is de communiekop en wij bedancken U voor ‘t kerckmeesterschap voortaen, nu cont gij sien wear het gelt gebleven is!”. Welcke kelck den heer pastoor niet en heeft willen aennemen om de schandaleuse aenbiedinge. waerop den heer Rosendael met de communiecop in de hant omhoog houdende op een schandaleuse ende tumelteuse manier voor Godt en de gemeente achteruyt de kerck is gelopen roepende tot de gemeente: “Nu kont ge sien waer Ulie de gelt gebleven is”! Vrienden, is dat niet een mooye kelck. Tot teken van waerheits heb ik Jan Dalenkamp, coopman woonende in de stadt van Amersfoort, als doen in persoon bij de sacristye gestaen en alle het het bovenstaende gehoort en gesien hebbende, sulckx niet connen wijgeren dit te ondertekenen en des noots met solemneele ede te laten bevestigen.—–
(De pastoor had graag een nieuwe kelk maar de kerkmeesters vonden dat niet nodig. Om toch van het gezeur van de pastoor af te zijn had men, buiten medeweten van de pastoor, een kelk laten maken, die echter zo groot was hij niet in het tabernakel kon. Daarom wilde de pastoor hem niet aanvaarden. Later heeft hij de kelk wel aangenomen maar in een van zijn brieven aan zijn broer, de Aartpriester van Montfoort, schrijft hij dat de kelk nu tot schande onder zijn bed bewaard wordt.) Na dit kerkelijke uitstapje weer terug naar “Emiclaer”. Inmiddels is Jan Hessels uit “De Hoef” met Geertje Peters getrouwd en de boer geworden op “Groot Emiclaer”. De maatschappelijke bewogenheid van de Vrouwe van Emiclaer komt vooral tot uiting daar zij in de omgeving van “De Brand” en “Emiclaer” veel erfpachtjes, voor het bouwen van een huisje, aan mensen uitgaf. Bijvoorbeeld de huisjes aan de Hoveniersweg, toen nog het Calveensewegje geheten, en aan “De Brand”. In totaal zeker 1O erfpachtjes. De huisjes aan de westzijde van de Emiclaerseweg, toen de Nieuwesteeg genaamd, behoorde evenals de steeg, merkwaardig genoeg als erfpacht bij “De Zielhorst” welke geen binding met “Emiclaer” had. In 1729 wordt, door Foeyt, een erfpachtje met 4 morgen grond verkocht, gelegen ten oosten van de “Broodheuvel”. En in 1738 wordt een erfpachtje verkocht aan de Nieuwesteeg. (“Veldwijk” genaamd, later van smid van Riesen en in 194O afgebrand). In 1737 overlijdt Agatha Margaretha Foeyt, de zus van de Vrouwe van Emiclaer. Blijkens de 2O-ste en 4O-ste penning die betaald moest worden was zij mede eigenaresse van “De Kneut” met 2O morgen grond, “De Langerijst” met 25–3O morgen grond en de boerderij “De Bogaard” met 18 morgen grond. Deze laatste boerderij, ook wel “De Grote Brand” genaamd, was gelegen aan de zuidzijde van de Heideweg ter hoogte van het “Huis Emiclaer” (Denk aan de Bogaardskamp). De bijbehorende grond lag aan de Heideweg tussen “De Brand” en “De Brinken” en aan de Hoveniersweg. Zij had deze bezittingen gekregen uit de boedel van haar vader. Na het overlijden van Agatha Foeyt zijn de stuivers weer dubbeltjes geworden. De bezittingen van de familie Foeyt zijn weer in een hand want Maria Elisabeth Foeyt is haar enige erfgenaam. 1738.
Op 18 October van het jaar 1738 verkoopt de inmiddels bijna 65 jaren oud zijnde Vrouwe Maria Elisabeth Foeyt het recht van de Heerlijkheid Emi- claer aan Mr.Adriaan Wittert voor de prijs van Fl. 6OOO.-.
Hij koopt alleen de rechten die verbonden zijn aan de Heerlijkheid en geen landerijen. Een jaar eerder had Mr.Adriaan Wittert de Heerlijkheid Hoogland gekocht voor de prijs van Fl.2O.OOO.-. Deze Heerlijkheid was dus beduidend belangrijker dan die van Emiclaer. Nu de “Heerlijkheid” en het “Huis Emiclaer” met zijn landerijen van elkaar gescheiden zijn, wordt alleen het Huis met zijn landerijen gevolgd.
Tien jaar lang is Maria Elisabeth Foeyt nog blijven leven. In die tijd heeft zij veel goeds gedaan o.a. door schenkingen aan kerk en caritas. Als zij in 1747 in een huis aan de Mariaplaats te Utrecht overlijdt bestaan haar onroerende goederen uit:
– Het Huis en Hof “Emiclaer”, groot; 5,5 Morgen. – Het “Bonenland”;tabakschuur en woning, groot; 1,5 Morgen. – De “Bogaard”; boerderij, groot; 19 Morgen. – De “Langerijst”; boerderij, groot; 25-3O Morgen. – “Groot Emiclaer”; boerderij, groot; 32 Morgen. – De “Kneut”; boerderij, groot; 2O Morgen. – De “Clapmuts”; boerderij, groot; 2O-25 Morgen. – De “Leeuwenkampen”; in de Duisterweg,groot; 8 Morgen.
Voor deze onroerend goederen is tenover de Schout en Schepen van Emiclaer de 2O-ste en 4O-ste penning betaald,
Ook was zij nog eigenaresse van; -De “Langenoord”; boerderij groot 36-4O Morgen.
Totaal dus ongeveer 18O Morgen of 154 H.A. land groot. Tenover de Schout en Schepen van Hoogland is de 2O-ste en 4O-ste penning voor de boerderij “De Langenoord” betaald. Dit is des te vreemder daar bij de verkoop van de Heerlijkheid Hoogland uitdrukkelijk bepaald werd dat de Hofstede “De Langenoord” onder het Gerecht van Emiclaer zou blijven. Blijkbaar heeft Baron Wittert die nu Ambachts-Heer van zowel Hoogland als Emiclaer is, de boerderij “De Langenoord” toch bij de Heerlijkheid Hoogland gevoegd.
Maria Elisabeth Foeyt had ook nog enkele andere bezittingen maar deze waren niet op Hoogland of Emiclaer gelegen. Zij had ondermeer in Ouderijn nog wat bezittingen. Zoals vele Heren en Vrouwen groot-grond-bezitters woonde men niet altijd op de landerijen of in het bijbehorende Huis
Regelmatig woonde Maria Elisabeth Foeyt te Utrecht in een huis aan de Mariaplaats, hetgeen ook wel haar eigendom geweest zal zijn.
Maria Elisabeth Agatha Foeyt heeft op 2 Nov. 1741 bij notaris Everard Vlaer te Utrecht een testament laten maken waarin zij bepaalt dat haar nalatenschappen als volgt verdeeld zullen worden.
—–Aan haar nicht de Hoog-Wel-Edelgeboren Maria Cornelia van de Borgh, Douariere van de mede Hoog-Wel-Edelgeboren Heer Olivier van Hacfort, vrouwe van de Horst, en haar nicht Jonkvrouw Aletta van de Borgh, gezusters van elkaar, ieder voor gelijke helft:
De Huizinge en Hofstede en verder getimmerte met 38 – 4O morgen land genaamd “De Langenoord”, leenroerig aan de Abdij van St Paulus.
Item de Huizinge met Hofstede genaamd “De Clapmuts” met 25 – 3O morgen land, leenroerig aan de Barony van Ijselsteijn.
—–Aan haar nicht de Hoog-Wel-Edelgeboren Vrouwe Maria Elisabeth Buinink getrouwd met de Hoog-Wel-Edelgeboren Heer Jan Gerrit van Douenburgh van Cuilenborg, Here van Lakemond: De Huizinge en Hofstede genaamd “De Langerijst” met 25 – 3O morgen land.
Item een Huizinge en Hofstede genaamd “De Kneut” met 2O morgen land
Item nog 8 morgen land met bos daarachter genaamt “De Leeuwenkampen”. aan de Duisterweg.
Item de helft van vier dammaten laagland in de polder “De Haar”.
Alsook nog de erfpachtjes van verschillende goederen onder de gerechte van Emiclaer; in huren bij :
Willem Wouters, (bij “De Kneut”).
Jan Hendriks, (op “Het Heetveld”).
Het erfpachtje, (bij “De Wolfshaar”).
—–Aan de Roomse armen of Aalmoesenierskamer binnen de stad Utrecht, de som van Fl.1OOO.-.
—–Aan Maria Rondt de som van Fl.25O.-.
—–Aan de dienstbodes die bij haar overlijden bij haar in dienst zijn, de som van Fl.1OO.-. Daarboven aan zij die vier of meer jaren in dienst zijn, de som van Fl.1OO.-
—–Al de overige gezittingen zijn voor haar neef De Hoog-Wel-Edelgeboren Heer Hendrik Foeyt. Deze was Luitenant ten dienste dezer landen in het regiment van de Heer Generaal van Dort en woonde in Venlo. Hij werdt al genoemd in het testament van Maria’s vader van 1678.
(Hij krijgt het “Huis Emiclaer”, de boerderij “Groot Emiclaer” met de bij behorende gronden en alle andere bezittingen in de omgeving van “Emiclaer” en “De Brand” ruim 75 Ha. grond). (De boerderij “De Langenoord” komt dan ook via dit testamemt in eigendom van de Fam. Hacfort. Deze verkoopt de Hofstede omstreeks 1785 aan Toon Hendrikse Voskuilen die reeds meer dan 3O jaar pachter was.
De boerderij “De Clapmuts” wordt ook eigendom van de Fam. Hacfort en wordt is later verkocht aan Thomas de Leeuw).
Op 17 Januari 1743 heeft Maria Elisabeth Foeyt nog een testament laten maken bij Notaris Evert Vlaer te Utrecht. Mr. Johan van Heijendaal verklaart, in kwaliteit als testamenteur van Pastoor Kemp, dat hij dat testament heeft.
In dit testament staat een herziening van het vorige uit 1741, en wel dat haar achternicht, Jonkvrouw Maria Hermina van Doeijerburgh en Cuilenburgh, (dochter van de in het vorige testament genoemde Maria Elisabeth Buinink) het tijdelijk vruchtgebruik zal krijgen van een gedeelte van haar bezittingen. Onder veel voorwaarden en borgstellingen.
Maria Elisabeth Foeyt verklaart in dat testament ook dat zij ziekelijk, maar nog goed van verstand is, en nu te Utrecht woonachtig is.
(Dit testament is waarschijnlijk niet uitgevoerd, want Hendrik Foeyt was later eigenaar van “De Kneut” en “De Langenrijst”. De “Leeuwenkampen” en het overige is toebedeeld aan Maria Hermina Doeijenburg.
In 1747 overlijdt Maria Elisabeth Agatha Foeyt te Utrecht in een huis op de Mariaplaats.
1747. Na het overlijden van Maria Elisabeth Foeyt wordt haar neef Jonkheer Hendrik Foeyt per testament de nieuwe Heer op “Huize Emiclaer”. Hendrik Foeyt is eerst getrouwd geweest met Maria de Beer en op 28 Sept. 173O te Amersfoort hertrouwd met Barbara Plegt. Hoewel hij op “Huize Emiclaer” is gaan wonen heeft hij zich niet veel met de leefgemeenschap bemoeid, er is althans weinig van te vinden. Hij is nog wel gademeester geweest van de Heerlijkheid Emiclaer.
Er veranderde nogal wat in de landbouw. Vooral de tabaksteelt deed hier zijn intrede en er werden veel tabaksschuren gebouwd, Deze waren soms meer dan vijftig meter lang. Ook op de gronden van de familie Foeyt kwamen die tabaksschuren. Het is moeilijk om precies na te gaan waar deze stonden, maar zeker aan: -De Emiclaerseweg; op het “Bonenland” met een huisje anxes. -De Hoveniersweg; ter hoogte van Bart Veldhuizen. -De Heideweg; op de grond van Gijs van Eijden op de hoek van de Bogaartkamp. -De Heideweg; bij de “Langenrijst”, nu Job van Wee.
En de boerderijen “Groot Emiclaer” en “De Kneut” zullen er ook wel een tabaksschuur gehad hebben.
Het gezin van Hendrik Foeyt komt uit Venlo, en er waren reeds 5 kinderen geboren n.l. 1 Jonkheer Floris Gijsbert. 2 Jonkheer Jacob Casper. 3 Jonkvrouw Gijsbertha. 4 Jonkvrouw Carolina. 5 Jonkvrouw Maria Agatha. Na 15 jaar op “Huize Emiclaer” gewoond te hebben, overlijdt in het jaar 1763 Jonkheer Hendrik Foeyt. Hij is zeker 85 jaar geworden.
1763. Floris Gijsbert Foeyt is de opvolger van zijn vader. Hij neemt uit de boedel van zijn vader het gedeelte van zijn getrouwde zuster Maria Agatha Foeyt over, maar voor de rest blijft de boedel onverdeeld zodat zijn overige broer en zussen mede- eigenaar zijn.
Een jaar na het overlijden van Jonkheer Hendrik Foeyt wordt op 28 April 1764, (Not. Methorst) de boerderij “De Langenrijst” met 2O morgen grond verkocht aan Wouter van Huijsteen. Langzaam maar zeker gaat het bergafwaarts want op 16 Sept. 1784 wordt, bij notaris Ter Horst te Amersfoort, de boerderij “De Kneut” verkocht aan Jan Dirkse Botterblom. Deze is vele jaren Schepen van Emiclaer geweest, en was, merkwaardig genoeg pachter van “Groot Emiclaer” in 181O bij de verkoop van deze boerderij.
Jonkheer Floris Gijsbert Foeyt sterft op 4 December 1789 op het “Huis Emiclaer”.
1789. Na het overlijden van Floris Gijsbert Foeyt komen er wat problemen. Het is zijn zuster Maria Agatha Foeyt, inmiddels weduwe van Zacharius Petrus Guichenon Chastillon, die het erfdeel van haar overleden broer komt opeisen. Alles wordt getaxeerd en haar aandeel blijkt Fl.14OO.- te zijn, hetwelk wordt uitgekeerd. Men laat het voor de rest onverdeeld en blijft rustig op het “Huis Emiclaer” wonen. De boerderij “De Bogaard’ is geen boerderij meer, maar is nog wel bewoond. De bijbehorende gronden zijn verpacht aan verschillende mensen die in de omgeving van “De Brand” wonen.
1792. Aan de rust komt een eind als men besluit om een gedeelte van de eigendommen te gaan verkopen. Op 17 April 1792 wordt dan ook in opdracht van de familie Foeyt, door notaris Wisselingh uit Amersfoort, een publieke veiling gehouden van wat losse percelen grond. Deze percelen grond werden als volgt omschreven en geveild.
-Perceel 1. Aan de Heisteeg; naast “De Brinken”, groot twee morgen. (Nu huisperceel van Peter Hilhorst) Koper: Jan Teunisse (van Weerhorst), voor Fl.46O,-. -Perceel 2. Aan de Heisteeg; naast perceel 1, groot 2 morgen. Koper: Jan Teunisse, voor Fl.42O,-. -Perceel 3. Tussen de Heisteeg en de Bovenwetering, groot 2 morgen. (Later van Bart van Middelaar en Gijs van Eijden) Koper: Jan van Huijsteen, voor Fl.54O,-. 30
-Perceel 4. Aan het Calveensewegje, tot aan perceel 5, groot 2 morgen. (Later van Gijs van Eijden achter van Veluw) Koper: Floor Hartman, voor Fl.45O,-. -Perceel 5. Aan het Calveensewegje, tussen perceel 4 en perceel 6, met een bijna nieuwe tabaksschuur, groot ruim 2 morgen. (Later Bart Veldhuizen) Opgehouden op Fl.245O,-. -Perceel 6. Achter perceel 5 tot aan “De Ganzenkuil”, groot 2,5 morgen. (nu Henk Zwanenburg) Koper: Geurt Peters (van Westerlaak), voor Fl.12OO,-. -Perceel 7. Op de hoek van het Calveensewegje bij de brug aan de Heisteeg. (het zuidelijke gedeelte van het huisperceel van Eggenkamp) In erfpacht bij Gerrit Jansen. Koper: Jan de Heer, voor Fl.12O,-. -Perceel 8. Hoekje land, “Het bosje”, aan het Calveensewegje. (het noord gedeelte van het huisperceel van Eggenkamp) In erfpacht bij Jan Gijsen van de Brand. Koper: Temmink (van “De Zielhorst”), voor Fl.16O,-. -Perceel 9. Hoekje land op de hoek van het Calveensewegje. (nu van Veluw) In erfpacht bij Aart Wouters. Koper: Mr. van Doornik, voor Fl.98,-. -Perceel 1O. Een halve morgen grond; naast het vorige perceel. (later Hend Midden) In erfpacht bij Gerrit Hendriks Dekker. Koper: Dezelfde Gerrit Hendriks Dekker, voor Fl.49O,-. -Perceel 11. Een morgen bos, bij “De Brand”; op de andere hoek van het Calveensewegje, met nog twee morgen land genaamd “De Geerkamp”, voor en achter het huis van timmerman Dirk Hartman, huurder is Manus ten Have, (later naast en achter het huis van Gijs van Eijden) Koper: Jan van Huijsteen, voor Fl.121O.- -Perceel 12. Anderhalf morgen bos en land, achter de “Geerkamp” van perceel 11 tot aan het Heiveld behorende bij de hoeve “Groot Emiclaer”, waarvan een klein gedeelte in erf pacht is bij Jan Wouterse (later Doornekamp en Bakker). Koper: Jan de Heer, voor Fl.4OO,-.
-Perceel 13. Een morgen land, genaamd “Het Brandje” aan de Nieuwesteeg. (later Jo van Dijk, aan de Emiclaerseweg) Koper: Jan Huijsteen, voor FL.3O5,-.
-Perceel 14. De “Nachtschaal”; groot 2 morgen met brede eikenwallen ten oosten en ten noorden. Belend ten oosten en ten zuiden de Heer van Wede en ten noorden en westen de Heer Temmink van de Zielhorst, gelegen bij “De Zielhorst”. Koper: De Heer Temmink, voor Fl.74O,-. -Perseel 15. Het “Bonenland” met tabaksschuur annex huisje; verhuurd aan Jan Willemse, mitsgaders het oude hofje over de weg naast de schuur, groot 2 morgen. (nu Emiclaerseweg bij Gijs Hilhorst). Koper: Jan van Huijsteen, eigenaar van “De Klapmuts”, voor Fl.113O,-. -Perceel 16. Bouw- en weiland aan de zuidzijde van de Heisteeg tot aan de bovenwetering; groot 2 morgen, ten oosten de Heer van Brienen en ten westen Hendrik Hendrikse van Cattenbroek. (nu het huisperceel van de fam. van Middelaar) Koper: Fredrik Gijsberts van de Hoven voor, Fl.58O,-. -Perceel 17. Bouwland op de Emiclaerse Eng: Belend ten oosten de verko- pers zelve, en ten westen Hendriks Hendrikse van Catten- broek, groot 2 morgen, huurder is Fredrik Gijsberts van de Hoven. (later van Jan Brundel), Koper: Docter Vermolen, voor Fl.855,-.
-Perceel 18. Een erfpachtje groot 15O roeden, gelegen achter de “Kolkrijst”, genaamd “De Kleine Wolfshaar”. In erfpacht bij Willem Meessen. (later Co van Rijn), Koper: De zelfde Willem Meessen, voor Fl.11O,-. -Perceel 19. Een erfpachtje genaamd “De Pepernoot”, gelegen bij “Heijen- daal”, in erfpacht bij de Hervormde Armen. Koper: Abraham Stuivenberg, voor Fl.9O,-. -Perceel 2O. Een veentje gelegen in het Hooglanderveen, groot 😯 roeden. In erfpacht bij Arris Gerritsen. Koper: Leendert Palesteijn, voor Fl.1OO,-. De percelen land onder nummer 1, 3, 4, 5, 6, 11, 12 en 13 behoorden oorspronkelijk tot de boerderij “De Bogaard”. —————-
De hele handel, groot ongeveer 3O morgen land en 8 erfpachtjes waarop een woning van de erfpachthouder stond, is verkocht voor de kapitale som van ongeveer Fl.14.OOO,-.
Het moeten spannende tijden geweest zijn daar op “De Brand” hoewel het in die tijd heel gebruikelijk was dat grote stukken land publiek verkocht werden. Maar toch, dit was land van de “Heren van Emiclaer”. Maar het leven gaat door op “Huize Emiclaer”, er is voor Fl.9OOO,- aan schulden afgelost en er is weer brood op de plank. Van de vijf kinderen van Hendrik Foeyt is alleen de jongste zus, Maria Agatha, getrouwd en wel met Zacharius Petrus Guichenon Chastillon uit Venlo. Daar ook geboren op 3 Januari 1731, en op 1O September 1753 getrouwd. Hij overlijdt te Venlo in 1783. Het echtpaar heeft slechts een dochter gekregen, in 1755, deze is als kind, nog geen jaar oud overleden. De anderen kinderen van Hendrik Foeyt zijn ongetrouwd op “Huize Emiclaer” blijven wonen. Hun invloed op het leven rond “Emiclaer” en “De Brand” was niet meer dan dat van een grondbezitter waar men rekening mee hield. Het bleef nog enkele jaren zo, maar niets blijft eeuwig, ook de Familie Foeyt niet. In 1796 overlijdt Jonkvrouw Carolina Foeyt. In 18O6 overlijdt Jonkvrouw Gijsbertha Cecilia Foeyt. In 18O8 overlijdt Jonkheer Jacob Casper Foeyt. Met het overlijden van Jacob Casper Foeyt is de laatste Heer van Emiclaer overleden en wordt een lange geschiedenis en historie afgesloten. De banden met de kerk zijn blijkbaar groot gebleven want in de oude kerk van Hoogland had de Fam. Foeyt “Herenbanken” waar veel gebruik van gemaakt werd. Deze Herenbanken zijn bij de verbouwing van de kerk in 1842 uit de kerk verdwenen. De sterke banden met de kerk komen ook tot uiting in het weldoenersboek van de parochie van Hoogland, hetwelk begint in 1838 bij pastoor Thienen, deze verklaart uit oude papieren en uit overlevering te moeten vaststellen dat het H. Misoffer op de Hoog-feestdagen uitsluitend moet zijn voor de overleden Familie Foeyt van Emiclaer. De Fam. Foeyt was en bleef gelovig en kerks.
181O. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jacobus Kromwijk, pastoor van Hoogland en Jan van de Coterlet, secretaris van het Gerecht Hoogland, executeur zijn van de boedel van de familie Foeyt. Zij zijn het die aan Notaris Elbert Jan van Wisselingh opdracht geven tot een publieke veiling van de onroerende goederen van de overleden fam. Foeyt.
Aldus geschiede en op 12 Juni 181O gaat heel Hoogland naar “De Doelen” te Amersfoort om vooral niets te missen van deze verkoping. De Bloemendaalsestraat staat vol met Hooglandse koetsjes. Na het voorlezen van de gebruikelijke voorwaarden wordt het stil in de inmiddels met rook gevulde zaal, nu gaat het gebeuren! De heer afslager leest voor!!!.. Perceel 1. Het van-ouds “Adelijke Herenhuis” gemeentelijk getekend als nr. 169 en omschreven als Herenhuis met beneden- en boven vertrekken, behangen en onbehangen, keuken, kelder, leenkamer, voorts nog een knechtenwoning met stalling (later het huis van Jan van Kleinwee). Een morgen bouwland ten zuiden van de Heisteeg, “De Bogaard” genaamd, met daarachter nog een boerenhuizinge getekend als 167, genaamd het “Oude huis” (en rond 182O afgebroken). Daarbij nog een woninkje, “Het Bakhuis” genaamd, alles te samen groot 7 en een half morgen.
Belend ten oosten aan en hoekje grond in erfpacht bij Teunis Jansen en aan de erfpacht van de Heer Temmink, eigenaar van “De Zielhorst”. Ten zuiden de Bovenwetering met de weg daarbij behorende, deze weg moet onderhouden worden en gangbaar blijven. Het een en ander is als volgt verhuurd: ——De knechtenwoning aan Aalt Klaassen. ——De boerenhuizinge met hof en tuin, “De Bogaard” genaamd en een morgen land aan Hermanus Ten Have. ——Het erftpachtje met “Het Bakhuis” aan de zelfde, (hierin woonde zijn schoonzoon Jan Pommer.) ——Het grootte stenen Huis, schuur en stallen zijn vrij van huur. (Dit gehele perceel was later de boerderij met grond van Jan van Kleinwee). Als bijzonder recht wordt nog vermeld dat Fredrik van de Hoven en zijn huidige vrouw (Gijpje Hendriks Kuijer) zolang zij leven het recht van overweg over deze plaats hebben, zoals dat vanouds gebruikelijk is. Dit recht kan ten allen tijden worden afgekocht voor Fl.2OO,-.
——Gijpje Hendriks Kuijer was, voor zij met Fredrik Gijsberts van de Hoven trouwde, weduwe van Hendrik Kok, hij is zoon van Evert Kok en is geboren op “De Klapmuts”. Zijn ouders verhuizen spoedig naar “Groot Emiclaer”. Hendrik Kok blijft na zijn trouwen in 178O boer op “Groot Emiclaer”. Drie jaar later overlijdt Hendrik Kok en de jonge niet onbemiddelde weduwe is een goede partner voor haar buurjongen Fredrik Gijsberts van de Hoven, geboren op “De Nieuwe Hooft”. In 1784 trouwen ze en in 1792, bij de boedelscheiding van wijlen Floris Gijsbert Foeyt, is Fredrik Gijsberts van de Hoven dan ook pachter van de boerderij “Groot Emiclaer”. Hij is echter eigenaar van een andere boerderij, toen “Klein Emiclaer” genaamd, nu reeds lang verdwenen, en waarvan de gronden later bij Groot Emiclaer zijn gevoegd, vandaar die overweg(?).——-
Dit gehele perceel, bestaande uit het “Adelijke Herenhuis Emiclaer” en ruim 7 morgen grond met opstallen zijnde:
Perceel 1: Ingezet door Cornelis Tonen Voskuilen. op Fl.55OO,-. Verhoogd door Willem van Eden en Izaak Harthoorn met Fl.156O,-. Zij zijn de kopers voor de prijs van Fl.7O6O,-. Perceel 2. Bouwland genaamd “De Kamp”, gelegen aan de Heisteeg tussen perceel 1 en perceel 3; groot drie morgen en 54 roeden. Huurder is Floor Hartman. (later van Gijs van Eijden voor Jan van de Wolfshaar). Ingezet door Jan Dirks Botterblom op Fl.125O,-. Verhoogd door Hendrik Jansen Kok met Fl.2OO,-. Hij is koper voor de prijs van Fl.145O,-. Perceel 3. De “Smalle kamp”, gelegen tussen perceel 2 en perceel 4. Huurder is Geurt Geurtsen (van Westerlaak). Ingezet door Jan Dirks Botterblom op Fl.35O,-. Verhoogd door Geurt Geurtsen met Fl.1O,-. Hij is koper voor Fl.36O-. Perceel 4. De “Kleine Hei”, gelegen tussen perceel 3 en perceel 5. Ingezet door Geurt Geurtsen op Fl.8OO,-. Hij is koper voor Fl.8OO,-. (deze percelen 3 en 4, samen groot 3 morgen, vormden later het huisperceel van Hein van de Heuvel). Perceel 5. De “Brede Heide”, tussen perceel 4 en de Heer van Brienen ten westen, groot 4 morgen. Huurder is Aart Steenbeek (van “De Oude Hooft”) voor Fl.95,-. (later van Gijs van Eijden).
Ingezet door Jan van de Coterlet op Fl.11OO,-. Verhoogd door Jean van de Berg met Fl.1O5,-. Koper is Jean van de Berg voor Fl.12O5,-. Perceel 6. Alder best bouwland genaamd “De Drie Morgen”, gelegen ten noorden van de Heisteeg, groot 3 morgen en 1O2 roeden (later van Gijs van Eijden naast de boererij van Eggenkamp). Koper is Evert Boon voor Fl.14OO,-. Perceel 7. Het “Kleine Heiveld”,tussen het “Grote Heiveld” en het land van Floor Hartman, moet overweg geven aan het “Grote Heiveld” (later van Bart Velthuizen). Ingezet door Toon Cornelisse Voskuilen op Fl.35O,-. Verhoogd door Teunis Kok met Fl.28O,-. Koper is Teunis Kok voor Fl.63O,-.
Perceel 8. De boerenhuizinge, Hof en Hofstede no.174, genaamd “EMICLAER”
Bestaand uit bakhuis, twee schaaphokken, schuur en 3 bergen. (Het varkenshok is van de bruiker). Met 36 of 38 morgen Wei- en Bouwlanden, Heetveld met boomen, heggen en houtgewassen, daarop en omme staande, thans in gebruik bij Jan Dirks Botterblom tot 1816 voor Fl.55O,-. per jaar met toepacht van een schepel weit en 4O pond boter. Koper moet uit en overwegen gedogen als vanouds: Over het “Grote Heiveld” (nu Jan Odijk) moet koper een uitweg gedogen van het erf “De Kneut”, als mede van het “Kleine Heiveld”, hiervoor vermeld, en nog in het bijzonder van de erfpachtjes van de heer van Doornik of Peter Theunisse, alsook van het kleine hoekje grond dat Peter Theunisse thans gebruikt van het Heiveld. Ingezet door Hendrik Bakkenes uit Amersfoort op Fl.71OO,-. Door niemand verhoogd. Borgen zijn; Hendrik Huurdeman, boer op Groot Calveen en Dirk Oudhuizen boer, op Het Houteveen. Perceel 9. Het bouwland “De Start”, groot ruim een morgen, gelegen tussen Fredrik Gijsbertsen en de Heer van Brienen, met uitweg op het weggetje van perceel 1. Verhuurd aan Geurt Jansen. Ingezet door Jan van de Coterlet op Fl.375,-. Deze laatste twee percelen in massa tesamen in veiling voor F.7475,- Ingezet door Rossenberg op Fl.1OO,-. Verhoogd door Hendrik Bakkenes met Fl.5,-.
Koper van “GROOT EMICLAER” is HENDRIK VAN BAKKENES uit Amersfoort voor het totaal van Fl.758O,-. Perceel 1O.
Een bosje met zware essen en elsenhakhout onderaan de Emiclaerse Eng tussen “De Vieraakkers en het bos van Geurt Teunisse groot 196 roeden.
Koper; Cornelis Tonen Voskuilen t.b.v. de minderjarige kinderen van Geurt Teunisse (van Cattenbroek) voor Fl.2OO.-.
Perceel 11.
Een erfpacht van Fl.31.- voor een hoekje land waar thans de herberg “De Brand” op staat en door de erfpachter bewoond is. Koper; de erfpachter Geurt Jansen voor Fl.39O.-.
(De herberg “De Brand” stond oorsponkelijk op de plaats waar later de boerderij van Eggenkamp gebouwd is. Hier stonden vroeger twee huisjes die als erfpacht bij Emiclaer behoorde en in 1792 zijn verkocht. Geurt Jansen heeft toen een nieuwe herberg op de hoek van de Emiclaerseweg gebouwd. Maar ook de boerderij van Eggenkamp is nog een tijdje herberg geweest)
Perceel 12.
Een hoekje grond bij “De Brand” tussen Hendrik Penterman en de Wed. Gijsbert Breunisse groot 25 roeden.
Koper; Jan Aalbertsen (van Brinkensteijn) voor Fl.3O.- De totalen opbrengst van de veiling was Fl.25OOO.-.
Dit was een fors bedrag voor die tijd. Wie dit geld heeft gekregen is mij niet duidelijk, er waren geen rechtstreekse erfgenamen, wel nogal wat schulden.
Na deze openbaren verkoping zijn de boerderij “Groot Emiclaer” en het “Huis Emiclaer” van elkaar gescheiden nadat deze eeuwenlang een en dezelfde eigenaar hadden. De boerderij “Groot Emiclaer”, die zeker al in de twaalfde eeuw en mogelijk veel eerder bestond, is veel ouder dan het “Huis Emiclaer”. De grond die omstreeks 1640 voor het “Huis Emiclaer” met zijn bos, lanen, tuinen en grachten zijn gebruikt was grond die oorspronkelijk bij de reeds lang verdwenen boerderij “De Bogaard” behoorde. Deze reeds in de vijftiende eeuw bestaande boerderij wordt in enkele akten ook wel “De Grote Brand” of het “Oude Huis” genoemd. Nu het “Huis Emiclaer” en de boerderij “Groot Emiclaer” in verschillende handen zijn gekomen, zullen eerst de lotgevallen van “Groot Emiclaer” onder de loep genomen worden.
———————————–
De boerderij “Groot Emiclaer” is aangekocht voor Fl. 758O,door Hendrik van Bakkenes uit Amersfoort. Hij was apotheker in Amsterdam en woonde sinds kort in Amersfoort. Hij behoorde niet tot de groot-grond bezittersfamilies die al vele gronden in bezit hadden in deze omgeving.
Het Adelijke Herenhuis “Emiclaer” is aangekocht voor Fl.7060,00 door Willem van Eden, koperslager en Izaak Harthoorn, tabaksplanter. Beide waren groot grondbezitters en woonden te Amersfoort.
DE BOERDERIJ “GROOT EMICLAER”
181O. Wij, Adriaan Hoogeveen, Schout, Fredrik van den Hooven en Jan Dirks Botterblom, Schepen van het Hoogland en Emiclaer. Dat voor ons kwam in ‘t Gerecht; Joseph Jansen, Gerechtbode alhier in qualiteit als Gemachtigde van de Weleerwaarde Heer Jacobus Kromwijk, Pastoor, en Jan van de Coterlet, Excecuteur in de boedel van Wijlen Jonkheer Jacob Casper Foeyt, vermogens Procuratie vervat bij koopconditien den 12 van de Wiedemaand L.L. voor de Notaris Elbert Jan van Wisselingh en getuigen te Amersfoort, gepasseerd aan ons bij Extract Authemtieq vertoond en daarop nagezien. En verklarende de Comparant in diens zijn gemelde qualiteit bij deze te cederen,transporteren en op te dragen en in een vrije en volkomen eigendom overlegde, aan ende ten behoeve van Hendrik van Bakkenes: De boerenhuizinge Nr.174 Hof en Hofstede genaamd;
“EMICLAER.”
Bestaande in Huis, Bakhuis, Twee Schaaphokken, Schuur en drie bergen met Zes of Agt en Dertig mergen Wei- en Bouwlanden, Heiveld en Veen met Bomen, Heggen en Houtgewasschen daarop staande, zodanig als het zelve bij de voornoemde koopconditien breder vermeld staat en waar aan ten deze wordt gerefereerd.
Item nog een kamp land, genaamd de Start, gelegen tusschen de landerijen van den Hooggeboren Heer Willem Jozeph van Brienen en Fredrik Gijsbertsen, met de wallen en de halve sloten daar omme, ingelijks bij meergemelde koopconditien nader uitgedrukt alles gelegen onder deze Gerechten vrij van plechten of gevestigde kapitale, niet anders belast dan met de ondinaire verponding; voorts met de als zodanige lusten lasten, vrijdommenen, servituten als daartoe en aan van ouds en nogthans activa quam passiva specherende belovende deze transporte op te zullen vrijen en waren zoo als recht en naar costumier sociaal gebruikelijk is. Bekennende den Comparant als verder dat de kooppenningen hier van ten Somme van ZEVEN DUIZEND VIJF HONDERD TAGTIG guldens waren betaald en voldaan blijkens quitancien agter ‘t Extract koopconditien staande. Verzoekende de comparant eindelijk dat zijn voornoemde principalen van in hunne qualiteit dit getransporteerde mogen worden onterft en onteigend en dat de voornoemde Heer Hendrikus Bakkenes daar inne geerft en geeigenaard worden mag,’t welk bij deze is geschied naar dat ons bij (Guchander?) van den Heer Wttewaal van Stoetwegen commissaris der verpondingen in het Arrondissement Amersfoort in dato den 16 van de Grasmaand L.L. gebleken was dat de verpondingen hiervan bij Anticipatie was betaald. ‘t Hoogland den 31 van de Wintermaand 181O. Zijnde de zegel op zijn tijd (bezogd?) geweest. Jozeph Jansen F.v.d.Hoven. A.Hoogeveen J.D.Botterblom. 46
(Toevoeging en uitleg op deze verkoping). De gronden, behorende bij de boerderij “Groot Emiclaer” waren: -1 De Meent van De Hooft aan de Heideweg 1O morgen. -2 Het Grote Heiveld aan de Hoveniersweg. ruim 6 morgen. -3 Het Voskuilen op de Emiclaerse Eng ruim 2 morgen. -4 Het Bospad op de Emiclaerse Eng 2 morgen. -5 De andere gronden die er later bijbehoorden 17 morgen. -6 De “Start” die apart genoemd is 1 morgen. samen…….. 38 morgen. Bij deze verkoop hoorde niet; “De Bredehoek”, “De Schuurhoek” en “De Dwarshoek”. Op dit laatste perceel stond een boerenhofstede. Deze drie percelen vormden samen een eigen boerderij, welke niet tot de eigendommen van de familie Foeyt behoorde. Er waren al wel vage verhalen over een boerderij die op de “Dwarshoek” gestaan zou hebben, maar die waren niet bevestigd. Toen de gemeente Amersfoort, in 1992, voor het bouwrijp maken van die gronden daar aan het graven was, is de keldervloer weer te voorschijn gekomen zodat het vermoeden nu zekerheid is. (Er heeft overigens ook een grote tabaksschuur gestaan op het kopeind van “De Schuurhoek”, welke op 19 Dec. 1836 bij openbare verkoop voor de sloop is verkocht.) Deze boerderij, die merkwaardig genoeg steeds “Klein Emiclaer” genoemd wordt, was in 1725 eigendom van de heer van Dussen en in 175O van Pieter van Haverloo, een arts en grondbezitter van die tijd. De boerderij is dan omscheven als: —Zeker Huizinge Hof, en Hofstede genaamd “Klein Emiclaer” met omtrent vijf morgen tabak-of bouwland met een morgen veen. Belend ten oosten Jonkheer Hendrik Foeyt en ten westen de landheer van Jan Kok.—-(Hij was boer op “De Oude Brand” welke men later “Klein Emiclaer” is gaan noemen. Na de dood van Pieter van Haverloo verkoopt zijn weduwe op 28 Januari 1752 (Not Veersen) deze boerderij, samen met nog twee morgen land, genaamd “De Vier Akkeren” en twee Morgen land, genaamd “De Havelooze Morgens” gelegen op de Emiclaerse Eng, aan haar broer Willem Noijen. Op 1 December 1758 (Not.Veersen) verkopen de erven van Willem Noijen al deze gronden weer. Nu echter niet in massa. Het wordt als volgt verdeeld verkocht. — “De Vier Akkeren” met een “getimmerte” wordt gekocht door Willem Geurtsen.(later van Jan Brundel) — De vanouds “De Havelooze Morgens” wordt door Aart Hendriks gekocht. — En de boerderij “Klein Emiclaer” door Evert van Groot Weede, tabaksplanter uit Amersfoort. De boerderij wordt nu omschreven als: —–Huizinge, Hof en Hofstede met omtrent vijf mergen soo tabak-als bouwland, midsgaders een mergen veen gelegen op ‘t Hoogland onder het Gerecht van Emiclaer, daar ten oosten, westen en ten noorden, de Jonkheer Hendrik Foeyt en ten zuiden “De Havelooze Morgens” van de Wed. Aart Hendriks naast gelegen zijn. 48 De cooper zal aan de cooper of de eigenaren van de twee morgen, genaamd “De Havelooze Morgens”, moeten geven en laten een vrije uitgang en overweg over dit perceel indien hij zulex gegeert.—— Seger Willemse is de laatste pachterboer geweest op dit “Klein Emiclaer” want na de aankoop door Evert van Groot Weede in 1758 is deze, in Amersfoort wonende grondeigenaar en tabaksteler, het zelf gaan gebruiken. Het achterhuis wordt omgebouwd tot tabaksschuur en het woongedeelte tot 3 arbeiderswoningen Het is interessant om iets dieper op deze boerderij in te gaan omdat deze omstreeks 185O gesloopt is en de gronden bij de boerderij Groot Emiclaer gevoegd zijn. Notaris Voskuil veilt op 23 Februari 1788, in opdracht van eigenaresse Johanna van Groot Weede, wat gronden waaronder ook deze boerderij. Het is Fredrik Gijsberts van de Hoven die de boerderij koopt, samen met een perceel tabaksland in de Heijen, voor de prijs van Fl.515O,-. Het “Tabaksland” verkoopt hij nog dezelfde dag aan Hendrik Hendrikse van Cattenbroek voor Fl.125O,-. (Het heeft nadien altijd bij “Cattenbroek” behoord). Fredrik Gijsberts van de Hoven koopt deze boerderij, die nu alleen nog maar bestaat uit een tot 3 arbeiderswoningen verbouwd woonhuis en het tot tabaksschuur verbouwde achterhuis met vijf morgen land en een morgen veen, dus voor Fl.39OO,-. Hij, Fredrik Gijsberts van de Hoven was reeds pachter van “Groot Emiclaer”. Door deze aankoop is het gebruik van de gronden die later bij “Groot Emiclaer” behoorden, in een hand gekomen. In ongeveer 18O8 jaar verlaat Fredrik Gijsberts van de Hoven “Groot Emiclaer”, ondanks dat hij daar zeker 4O morgen grond in gebruik had, en gaat naar “Sneul”, dat hij in 18O6 gekocht had. De nieuwe boer op “Groot Emiclaer” en gebruiker van de gronden van “Klein Emiclaer”, wordt nu Jan Dirks Botterblom, geboren op “Bosserdijk” en in 1787 getrouwd met Maria de Goede, geboren op de “Zielhorst”. Jan Dirks Botterblom heeft in 178O “De Kneut” gekocht van de Fam. Foeyt. (Not. Ter Horst te Amersfoort), en heeft daar ook eerst gewoond. Er zijn ongetwijfeld bijzondere relaties geweest tussen De Fam. Foeyt en Jan Dirks Botterblom. Hij koopt namelijk “De Kneut”, huurt later “Groot Emiclaer”, maar was ook nog jaren samen met Gijsbert Fredrik van de Hoven Schepen van Emiclaer. Na het vertrek van Fredrik Gijsberts van de Hoven is Jan Dirks Botterblom dus de nieuwe pachter geworden van “Groot Emiclaer”. Hij is ook Armmeester van Hoogland geweest. In het afrekeningsboek van het armbestuur van Hoogland staat dat hij, voor rekening van het armbestuur, een bejaarde vrouw in de kamer van zijn schuur onderdak verleende. Jan Dirks Botterblom heeft geen kinderen gehad. ———————– 50 De Heer Bakkenes, eigenaar van “Groot Emiclaer” vertrekt naar Batavia en zijn vrouw, winkelierster in de Langestraat, wordt op 26 Dec. 1817 (Not.Teunis Jansen te Amsterdam) benoemd tot algemeen gemachtigde en gaat de zaken behartigen. 1819. Nadat er op 6 Feb. 1819 een openbare veiling is geweest van de boerderij “Groot Emiclaer”, welke is opgehouden op Fl.966O,-, verkoopt Mejuffrouw Anna Elisabeth van Loenen, als echtgenote en algemeen gemachtigde van haar man Hendrik van Bakkenes, bij Notaris van Wisselingh op 22 Februari 1819 de Boerderij “Emiclaer” onderhands, Koper is dan Toon Cornelisse Voskuilen, de schoonzoon van de reeds vele malen genoemde Fredrik Gijsberts van de Hoven. De acte is als volgt omschreven. Voor Elbert Jan van Wisselingh en zijne ambtgenoot beiden openbaaren notarissen te Amersfoort ondergekendens: Is gecompareerd Mejuffrouw Anna Elisabeth van Loenen echtgenoote van de Heer Hendrik van Bakkenes buiten beroep binnen de stad Amersfoort woonachtig, in qualiteit als generaale gemagtigde van even gemelden haaren Echtgenoot vermogens procuratie op den zes en twintigsten December des jaars agtien honderd zeventien voor den Notaris Teunis Jansen in tegenwoordigheid van getuigen te Amsterdam gepasseerd behoorlijk geregistreerd en gelegaliseerd waarvan een afschrift ten deeze annex, en verklarende de juffrouw comparante in haar voorschreven qualiteit bij deze te hebben verkogt, gecedeerd en getransporteerd van nu af aan voor altijd onder belofte van vrijwaring als regten aan en ten behoeven van:
TOON CORNELISSE VOSKUILEN.
Landbouwer wonende in de gemeente van het Hoogland ten deze present en accepterende als koper zoo voor zich zijne erven als regt verkrijgende: Een Bouwmans erve genaamd “EMICLAER”, ook bekend onder de naam van “Calveen”(?), staande en gelegen in de gemeente van het Hoogland. Bestaande in Huizinge, Hof, Hofstede, Bakhuis, Schaaphokken, Schuur en drie bergen met omstreeks 28 morgen zoo Bouw als Weiland, Heiveld en Veen daarbij behorende mitsgaders de houtgewasschen daar op staande benevens een kamp lands genaamd “De Start” groot ruim een morgen tussen de landerijen van de Hoog Edelgeboren Heer W.J. van Brienen en Fredrik Gijsberts van de Hoven, midsgaders nog twee morgen vier honderd zestien roeden bouwland mede gelegen in de gemeente van het Hoogland op de Emiclaerse Eng, van ouds “De Havelooze Morgens” genaamd, edog alles voetstoots of zo groot en klein al het zelve zich bevindt en met nog negen en een half of ongeveer tien morgen bouwland, (die echter niet onder deze verkoop behoren,) in huure gebruikt wordt bij Jan Dirkse Botterblom en Geurt Jansen volgen onderhandse huurcedule daar van zijnde respectivelijk getekend binnen Amersfoort den drie en twintigste Januari 1819. Deel 3 Fol;1O9 nr.C7-9 enz.enz. William Cohen.
Zijnde van allen deze verkogte goederen geen breedvoerigen omschrijving gemaakt ter requisitie van den koper die verklaart heeft het alles zeer wel te kennen en met de bovenstaande omschijving volkomen genoegen te nemen. De tegenwoordige verkoop is geschied onder de navolgende conditien en bepalinge tot welke nakoming partijen zich wederzijds verbinden: —Vooreerst; dat den koper zijn gekogte zal moeten nemen zodanig en in dien staat als het zelve zich actueel bevindt met alle servitaten en diensbaarheden zoo heerschende als lijdende verborgen en zichbaren daar aan verknecht zijnde nogthans onder deze verkoop niet begrepen de wagenloods of het wagenschuurtje achter het huis als mede de gezaagde balken slieten op de bovenste twee gebinten in het agterhuis of den deel, benevens de planken hilt met leggers daar onder boven de koijenstal als behorende al het zelve in eigendom van de actuelen huurder Jan Dirks Botterblom. —Ten tweede; dat hij koper met zijn gekogte met den eigendom betreft zal kunnen doen handelen verrichten naar welgevallen en als met zaken hen in volkomen eigendom toebehoren terwijl hij de huur welke Jan Dirkse Botterblom en Geurt Jansen daar als hier boven is gezegt zijn hebbende zal moeten uithouden.
—Ten derde; dat hij koper de verpondingen en verdere ongelden waarmede zijn gekogte bereids belast is of na dato dezers belast mogt worden betalen zal sedert den eerste Januari dezes jaars agtien honderd negentien en welke verpondingen als nog niet uitgezet en ongesplitst zijnde over dezer jaren voor zijn gekogte met het deur en venstergeld daar onder, wordt berekend op een en negentig gulden en zestig cent, zullende de splitsingen van de gemelde verpondingen die thans nog in massa van dit verkogte en de negen en een half of ongeveer tien morgen bouwland hier boven aangehaald, betaald wordt door de koper moet worden geefectueerd.
—Ten vierde; dat hij koper in het genot der huur van zijn gekogte zal treden wat aangaat het erf “Emiclaer” en de daarbij behorende landerijen hiervoor omscheven met den twee en twintigste Februari deezes jaars agtien honderd negentien en met betrekking tot de twee morgens vier honderd zestien roeden, “De Havelooze Morgens” genaamd, zedert kerstmis agtien honderd agtien welke huur voor dit gekogte jaarlijks berekend wordt op vier honderd zestig gulden behalve de toepacht van een schepel goede weit,drie schepel dito boekweit en veertig ponden goede gras boter.
—Ten vijfde; dat hij koper alleen en voor het geheel zal voldoen alle kosten waartoe deeze tegenwoordige verkoop aanleiding zal geven. —Eindelijk de in deze gemelde verkoop en koop is geschied voor en omme een somma van AGT DUIZEND TWEE HONDERD guldens Nederlands Courant van welke som den koper beloofd en aanneemt vijf duizend twee honderd gulden op den zesde Mei dezers jaar agtien honderd negentien aan handen of orde van de verkoperesse te zullen voldoen. 54 En wat de resterende som van drie duizend aangaat daar omtrent zijn partijen overeen gekomen dat de zelvde speciaal bij primitief privilegie utpretien jundi op het bij deze gekogte zal blijven gevestigd en gehypothequceerd. De koper verbindt zich om daar van jaarlijksch en allen jaar te rekenen van de zesde Mei dezes jaars af aan handen en ten woonhuize van Juffrouw verkoopster en in het vervolg aan diens regt verkrijgende te zullen betalen intressen gerekend tegens vijf ten honderd in ‘t jaar, zonder eningen kortingen gelijk mede van te continueren de betalingen dier intressenpromtelijk op de hier boven gemelde verschijndag van jaar tot jaar tot aan de gehele volkomen aflossing van de gemelde som van drie duizend gulden toe, welke aflossing ten alle tijden zal kunnen geschieden mits men elkander ten dien opzigte drie maanden te vooren waarschuwen. In vertrouwen op de gehelen executie en exacte nakoming van al het geen hier te vooren omschreven staat, cedeerd en transporteerd midsgaders stel en surogeerde den koper in allen regten van eigendom en genot welke zij verkoperesse op het hier vooren gemelde goed is hebben of zouden kunnen hebben zich daarvan ontdoen ten profijte des kopers willende dat deze laatst gemelde daarvan het genot hebben en in het bezit worden gesteld door die geene en zodanig als bevonden zal worden omme deeze tegenwoordige te executiete kunnen hebben partijen domicile gekozen ten kantoren van de Procureur Philippi te Amersfoort. Waarvan acte van gemelde notaris van Wisselingh op de twee en twintigste Februari Agtien honderd Negentien en hebben comparanten benevens notarissen getekend na gedane voorlezing. A.E van Bakkenes geb. van Loenen. T.C Voskuilen.
Wisselingh, Not. Vliecks, Not.
-Uit deze acte blijkt dat Toon Cornelisse Voskuilen de Boerderij “Groot Emiclaer” gekocht heeft met ogeveer acht en twintig morgen land. De tien morgen land aan de Heideweg, later “De Meent” van “De Hooft”, is niet meeverkocht. Jan Dirks Botterblom, de pachter, koopt deze grond voor Fl.23OO,-
Bij deze verkoop was nu echter wel “De Havelooze Morgens” inbegrepen, de Heer Bakkenes had deze 3O dec. 1811 (Not. Wisselingh) gekocht en bij de boerderij gevoegd. Maar het eerder omschreven “Klein Emiclaer” is nog steeds in eigendom van zijn schoonvader Fredrik Gijsberts van de Hoven.
Wie was Toon Cornelisse Voskuilen de eerste eigenaar- boer van “Groot Emiclaer”? Hij is in 1787 geboren als zoon van Cornelis Voskuilen en van Aaltje van Leersum, in de gemeente De Duist op de boerderij “De Westerlaak”, waar zijn ouders een tijdje gewoond hebben en hij zelf ook nog in 18O6 woonde. Zijn ouders en grootouders hebben echter zeer zeker op “De Langenoord” gewoond en zijn daar ook gestorven. Hij trouwt in 1812 met Hendrika van de Hoven, dochter van de al eerder ge noemde Fredrik Gijsberts van de Hoven en Gijsbertha Hen- driks Kuijer. Met de koop van “Groot Emiclaer” koopt Toon Cornelisse Voskuilen de boerderij waar zijn Schoon vader ook een tijdje boer is geweest, en waar zijn vrouw geboren is. De koop van “Groot Emiclaer” was voor hem zo aantrekkelijk omdat zijn vrouw Hendrika van de Hoven, van haar reeds overleden moeder, de al eerder beschreven boerderij “Klein Emiclaer” zou erven, welke geheel in de landerijen van “Groot Emiclaer” was gelegen. Toon Cornelisse Voskuilen heeft ook via zijn vrouw het eigendom verkregen van het perceel land aan de Heideweg waar nu de Fam. Van Middelaar woont en dat in 1792 bij de verkoop van gronden door Jonkheer Foeyt van “Groot Emiclaer” was afgescheiden, en nu dus weer daarbij gevoegd.
Als zijn vrouw in 1825 overlijdt, zijn de zes dochters nog minderjarig. De weduwnaar Toon Cornelisse Voskuilen hertrouwt in 1827 met Neeltje van Weerhorst. Zij is geboren op de boerderij “Kattenbroek” in 1798, en samen met haar drie zusters werd zij op zeer jonge leeftijd, als wees, na het overlijden van haar ouders, mede-eigenaar van “Kattenbroek” Bij de boedelscheiding van “Kattenbroek”, in het zelfde jaar als haar trouwen, bestond de gehele boedel van de gezusters van Weerhorst uit meer dan 7O Ha. land, wat toen geschat werd op Fl.27.29O,-. Daarnaast had men nog Fl.17.OOO,-. aan contanten. Van deze boedel kreeg Toon Cornelisse Voskuilens vrouw Neeltje van Weerhorst, ruim 13 Ha. aan grond en Fl.562O,-. aan contanten.
Hij is Schepen van het gerecht Emiclaer geweest en heeft veel bestuursfuncties gehad, ook was hij Heemraad bij het Waterschap, al met al blijkbaar een man van gewicht.
Vaak is Toon Voskuilen aanwezig op publieke veilingen en komt men zijn naam op andere plaatsen tegen.
Bij de boedelscheiding van zijn vader, (de boer van “De Langenoord” en eigenaar van 82 Ha. grond) in 183O voor Not. Hondius, krijgt hij ook land uit die boedel. Helaas voor hem, komt hij ook vaak voor als iemand die geld leent.
Als hij op 17 Augustus 1842 overlijdt zijn er uit zijn tweede huwelijk vier kinderen geboren; twee dochters en twee zonen, een van zijn zonen is later naar Indie gegaan als opzichter op een plantage. Zijn andere zoon Geurt is de latere “Oude Geurt van Sneul” geworden. Hij was pas 12 jaar toen zijn vader overleed. Het gaat niet goed op “Groot Emiclaer” nu de toch wat overheersende Toon Cornelisse Voskuilen er niet meer is, en men besluit tot een publieke veiling, Om zo een goede verdeling mogelijk te maken. Op 23 April 1843 is het zover en Notaris van Werkhoven krijgt de opdracht om alles te veilen, dat gebeurt wederom in” De Doelen” te Amersfoort.
Hoe interessant het ook mag zijn het is te veel om de gehele veilingsakte hier letterlijk over te nemen, het zal beperkt blijven tot de grote lijnen. Om te beginnen, het gehele bezit bestaat uit de boerderij “Groot Emiclaer”, de, tot de drie arbeiderswoninkjes omgebouwde boerderij “Klein Emiclaer” en nog wat losse percelen land die hij tijdens zijn huwelijk heeft aangekocht of heeft gekregen uit de boedel van zijn vader in 183O. (De 13 Ha. land van zijn tweede vrouw Neeltje van Weerhorst waren al eerder verkocht).
Het totaal bijna 6O Ha. grote bezit werd geveild in tien percelen. “De Doelen” zal wel afgeladen vol geweest zijn. Zoals ook nu nog bij openbare veilingen, viert de nieuwsgierigheid hoogtij. “De Doelen” was een gebouw in Amersfoort op de hoek Langestraat-Kortegracht. Bijna alle openbare verkopingen en andere gebeurtenissen die veel volk op de been brachten, werden daar gehouden. Zo ook deze; hetwelk als volgt geschiede.
Perceel 1. Een boeren-hofstede, genaamd “EMICLAER” bestaand in een hecht en sterk huis met koe- en paarden stalling, schuur, schapenhok, drie bergen, varkenshok en loods met daarbij behorende bouw en weilanden en heidegrond benevens opgaande bomen en houtgewas daarop staande; bekend bij het kadaster in sectie B nr 278 en 281 en in sectie D nr. 11O, 142, 143, 144, 145, 151, 152, 153, 186, 19O, 193, 194 en 197 tot en met 2O1 samen groot vijf en twintig bunders, zes en vijftig roeden, tachtig ellen. De plaats is belend: Ten Noorden, het Molenwegje. Ten Oosten, de heer Michiel Lagerweij en de weg. Ten Zuiden, de erven van de Bogaard en de Schothorsterweg. En ten Westen, de erven van de Bogaard, de Hooggeboren Heer Arnold Willem van Brienen van de Groote Lindt en Teuntje van Weerhorst.
En het Heiveld: Ten Noorden, Lubbert van Putten. Ten Oosten, Jan van Brinkenstijn. Ten Zuiden, de erven Aart Vreeburg en de erven Dekker. Ten Westen, Geurt van Westerlaak en anderen. Er wordt nog vermeld dat hij het eigendom over dit perceel heeft gekregen door aankoop den 22 Februari 1819 te Amersfoort en voor de Notaris Elbert Jan van Wisselingh en diens ambtgenoot gepasseerd
Het perceel werd ingezet door Dirk Voskuilen (zijn broer en eigenaar-boer van “De Langenoord”) op een somma van tienduizend gulden, en werd door niemand verhoogd. Perceel 2. Ene tabaksschuur met drie woninkjes annex benevens vier bunder, twee en zestig roeden en vijftig ellen bouw en weiland daarbij en om gelegen staande en gelegen naast en in de hofstede en landerijen in nummer Een vermeld; bekend bij het kadaster in sectie D nr.148, 149, 15O,en 628. Belend: Ten Noorden; het Molenwegje. Ten Oosten, Zuiden en Westen; het vorige perceel. Van dit perceel wordt vermeld dat hij het eigendom heeft verkregen uit de nalatenschappen van wijlen zijn eerste echtgenoot, Heintje Fredrikse van de Hoven, die het eigendom heeft verkregen uit de nalatenschappen van haar moeder, Gijsbertje Kuijer, in leven huisvrouw van Fredrik Gijsberts van de Hoven. (Dit perceel was het vroegere “Klein Emiclaer”).
Het perceel werd ingezet door Klaas Wijntjes, meestertimmerman uit Stoutenburg op de somma van drieduizend, een honderd en vijfentwintig gulden, en werd niet verhoogd. Deze beide percelen, vermeld onder de nrs. Een en Twee, hebben kunnen gelden als volgt: —Het perceel nr. Een: Op tienduizend gulden. —Het perceel nr. Twee: Op drie duizend een honderd vijf entwintig gulden.
Samen; Dertienduizend, eenhonderd en vijfenwintig gulden. Waarna deze percelen te samen opnieuw in veiling zijn gebracht. Nadat het te veilen goed eerst werd verhoogd met tachtig gulden door Michiel Lagerweij te Amersfoort (grondeigenaar en reeds eigenaar van de “Klapmuts”), werd het wederom ingezet door dezelfde Michiel Lagerweij op tienduizend, tweehonderd en vijf gulden. En voorts bij nadere opveiling verhoogd door de Heer Gijsbertus Kronenburg, koopman in hout, wonende te Langbroek, met een som van tweeduizend vierhonderd en vijfen- zestig gulden, als laatste en hoogst biedende, en aan hem toegewezen voor de somma van
VIJFTIENDUIZEND ZESHONDERD EN ZEVENTIG gulden. De Heer Kronenburg verklaart het gekochte te accepteren ten behoeve van de Hoog Weledele Heer Arnold Willen Baron van Brienen van de Groote Lindt. Kamerheer van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal wonende te Amsterdam.
Perceel 3. Een bunder, achtenveertig roeden weiland, genaamd “Het Heitje” sectie D nr 84 en 85, gelegen aan de Heisteeg, daar ten Noorden de Heisteeg, ten Oosten De Heer van Brienen,ten Zuiden de Bovenweterig en ten Westen Teuntje van Weerhorst aangeland zijn. Koper is Jan van de Heuvel voor de som van tweehonderd en zeventig gulden .(Hij bouwt een woning waarin nu de Fam. Van Middelaar woont). Perceel 4. Een perceel land in Hooglanderveen: Sectie B nr. 715, 715c, 715d, 859 en 86O tezamen groot drie bunders zestig roeden en zestig ellen. De laatste vier percelen, groot vierenzestig roeden is in erfpacht bij Willem van Leeuwenkamp (die daar een huisje op heeft staan). Koper is Aart Kuijer voor tweehonderd en zeventig gulden. Perceel 5. Twee kampen weiland in de polder Neerzeldert: Sectie A nr. 381 en 382, groot vier bunders, achtentwintig roeden en twintig ellen. Koper is Klaas Wijntjes die verklaart het te accepteren ten behoeve van Vrouwe Maria Wilhelmina Hoofd van Huijsduinen, Wed. van de Heer Willem van Werkhoven, voor de somma van eenduizend, zes honderd en negentig gulden. Perceel 6. De onverdeelde helft van drie kampen weiland, gelegen in de polder Neerzeldert: Sectie A Nr. 283, 284 en 285, groot drie bunders, achtien roeden en veertig ellen. Koper is Fredrik van de Hoven voor de somma van vijfhonderd en twintig gulden. Perceel 7. De onverdeelde helft van vier kampen weiland, gelegen in de polder Neerzeldert; Sectie A Nr. 353, 354, 355, en 356, groot vier bunders zesentachtig roeden en tien ellen. Koper is Richardus Willebrordus van Beek, koopman te Amersfoort voor de somma van achthonderd gulden. Perceel 8. Een perceel bouw en weiland, genaamd “De Kolkrijst” gelegen aan de Heisteeg. Sectie E Nr. 916, 917 en 918. Groot twee bunders, vijftig roeden. De nrs. 917 en 918, groot vijfendertig roeden zijn in erfpacht bij Hendrik Reijnders die er een huisje op heeft staan.
Ingezet door Dirk Voskuilen (van “De Langenoord”) voor acht honderd en vijf gulden. Perceel 9. Een perceel bouw en weiland, genaamd “De Kolkrijst”. Sectie E Nr. 373, 374, 375 en 376, groot vier bunders en twee roeden, gelegen aan de Heisteeg, ten westen het vorige perceel. Ingezet door Jan Hartman voor eenduizend, zevenhonderd en dertig gulden.
In massa zijn deze laatste twee percelen gekocht door Michiel Lagerweij voor de somma van tweeduizend, vijfhonderd en vijfentachtig gulden. Hij was reeds eigenaar van “Sneul” en de gronden worden nu bij deze boerderij gevoegd Perceel 1O. Drie kampen weiland in de polder De Haar, in de gemeente De Duist, Haar en Zevenhuizen. Sectie C Nr. 137, 138 en 139, groot drie bunders en zeven roeden. Koper is Notaris Scherenberg uit Amersfoort voor de somma van eenduizend, vijfhonderd en veertig gulden. Notaris Dirk Scherenberg verklaart deze koop gedaan te hebben ten behoeve van den Welgeboren Heer Jonkheer Everard van Wede, Heer van Lutikke Weede, Dijkveld en Ratelis(?), lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal, lid van het Ridderschap der provincie Utrecht, lid van de Nederlandse Leeuw, Grondeigenaar en wonende te Amsterdam.
De totale opbrengst van deze 6O Ha. land met gebouwen was Fl.23.865,-.
De moeilijkheden moeten wel erg groot geweest zijn want op 8 en 9 November 1843 is er onder Not. van Werkhoven nog een erfhuis gehouden van de inventaris van de overleden Toon Cornelisse Voskuilen, op “Groot Emiclaer. Op dit erfhuis is zijn hele “hebben en houwen” verkocht. Er waren o.a 4 paarden en meer dan 2O stuks vee aanwezig. Ook was er veel mooi en duur huisraad. De weduwe Neeltje Voskuilen-van Weerhorst heeft veel zelf weer terug gekocht. De opbrengst van dit erfhuis was Fl.52O9,35. Na deze totale verkoop van de bezittingen van de fam. Voskuilen, komt de boerderij “Groot Emiclaer” weer in bezit van groot-grondbezitters.
Afhankelijk van de structuur in de landbouw is er door de eeuwen heen een wisseling van het eigendom van grond geweest. Aan de opbrengsten van de veilingen is ook duidelijk te zien dat het een slechte tijd is geweest voor de boeren, waardoor de groot-grondbezitters weer grond konden kopen. In dit geval de Heer van Brienen die al gronden in Hoogland in eigendom had, o.a. de boerderij die later “Klein Emiclaer” genoemd werd en welke door Jan van de Wolfshaar bewoond werd.
(Later heeft Baron van Brienen ook “De Zielhorst” en de gronden die bij het inmiddels afgebroken Huis Emiclaer behoorden, gekocht. Hierdoor kwam dit alles bij een eigenaar). De weduwe Voskuilen-van Weerhorst kan na de verkoop de boerderij “Groot Emiclaer” blijven pachten. Er verandert zo op het oog dan ook betrekkelijk weinig op “Groot Emiclaer”. Toch zal het voor Neeltje van Weerhorst, als weduwe van Toon Cornelisse Voskuilen, erg moeilijk geweest zijn, men behoorde al generaties lang tot de welgestelde boeren uit deze omgeving.
Nu moet men als pachter met knechten verder, daar de twee zoons nog te jong zijn om zelfstandig het bedrijf te leiden. Van de twee zoons vertrekt Cornelis Voskuilen al spoedig naar Indie om als opzichter op de plantages te Soerakarta zijn geluk te zoeken. De jongste zoon Geurt blijft thuis en neemt na zijn trouwen met Maria van de Kooij in 1865 het bedrijf over en wordt de nieuwe boer op “Groot Emiclaer”. De drie arbeiders woninkjes met de tabaksschuren raken in verval, en worden gesloopt. Eerder bij de volkstelling van 184O waren ze als volgt bewoond.
-In de eerste woning; Jan van Zuilen met zijn zuster Aaltje.
-In de tweede woning; Cornelis van Hamersveld met zijn dochter Baatje.
-In de derde woning; Jan Gijssen Walet met zijn vrouw Jannetje van de Brug en zijn zuster Metje Walet. Geurt Voskuilen en Maria van de Kooij krijgen 1O kinderen en men boert rustig door op “Groot Emiclaer”, Maar als Jan van de Grootevheen en zijn vrouw Maria van Weerhorst het nieuw gebouwde “Nieuw Kattenbroek” aan de kerk “verkopen” in 1874, vraagt het kerkbestuur aan Geurt Voskuilen of hij boer wil worden op die boerderij, Hij weigert echter omdat hij vindt dat de kerk onrechtmatig de boerderij in eigendom heeft verkregen van zijn hoogbejaarde oom Jan en tante Maria. Als 6 jaar later Gerbrand van ‘t Klooster, de pachter van “Nieuw Kattenbroek” vertrekt, is het toch Geurt Voskuilen die pachter wordt van” Nieuw Kattenbroek” en dus “Groot Emiclaer” verlaat. Hij blijft overigens maar 7 jaar op “Nieuw Kattenbroek” en gaat dan naar “Sneul”. (Vandaar Geurt van Sneul). Het is inmiddels 188O. De nieuwe boer op “Groot Emiclaer” wordt, de in 1841 geboren en uit Nijkerk afkomstige, Arie van Dijk die samen met zijn vrouw Aaltje Botterblom de boerderij gaat bewonen. Er is weinig bekend over deze twee mensen. Er zijn geen kinderen geboren uit dit huwelijk en men was beide bijna veertig jaar oud toen men op “groot Emiclaer” ging wonen. Twaalf jaar na zijn komst, in 1892, wordt er een nieuw achterhuis aangebouwd blijkens de steen die boven de achterdeur gemetseld was. Met de brand in 194O is deze helaas verloren gegaan. Het woongedeelte van de boerderij is in 1881 niet vernieuwd en was van veel oudere datum. Na vierentwintig jaar vertrekken zij van “Groot Emiclaer” en gaan aan de Zevenhuizerstraat wonen waar zij een boerderijtje gebouwd hadden. (Tegenover de melkfabriek nu Gerrit de Ridder). Arie van Dijk is een van de oprichters van de Coop Boerenleenbank van Hoogland.
De heer Kronenburg, als rentmeester van de heer van Brienen, eigenaar van de boerderij “Groot Emiclaer”, heeft in zijn eigen woonomgeving een nieuwe pachterboer gevonden. En zie, tot ieders verbazing wordt Jan Willem Spithoven uit Wijk bij Duurstede, samen met zijn vrouw Fransje Antonia Out, boer op “Groot Emiclaer”. De vader van Jan Willem was ook pachter van rentmeester Kronenburg en blijkbaar is dit de reden dat een boer van de klei het op het zand mag proberen. Het is lente 19O5 geworden als Jan Willem Spithoven voor het eerst met vier grote paarden en zijn onafscheidelijke sigaar de Emiclaerse Eng op gaat om te ploegen. Het is geen succes geworden. Jan Willem Spithoven maakt met moeite zijn 6 huurjaren vol; het wordt een teleurstelling voor de boer die zijn wortels in de klei gehad heeft, Zelfs de steun van Arie van Rossum, boer op “De Zielhorst” en ook pachter van de Heer van Brienen, en kleiboer uit de omgeving van Werkhoven was niet voldoende om hem op de been te houden. Er worden nog 3 kinderen geboren in die tijd, waarvan er een sterft. Met een illusie armer en een ervaring rijker gaat Jan Willem Spithoven naar Friesland waar zijn vrouw al spoedig overlijdt en hij als veekoper de kost gaat verdienen.
Ondanks dat de boerderij “Groot Emiclaer” de naam had van een niet al te beste en een snel verdrogende boerderij, was er na het vertrek van Jan Willem Spithoven toch belangstelling genoeg om pachter te worden. En ook wel weer begrijpelijk met zijn grootte van meer dan 3O Ha., een van Hooglands grootste boerderijen. Deze boerderij pachten voor omstreeks Fl.1OOO,-. per jaar? Het is de gok waard!.
Zo dacht kennelijk ook Albert van Eijden geboren te Leusden en getrouwd met Maria Martha Voskuilen daar over en in 1911 wordt deze dan ook boer op “Groot Emiclaer”. Het zit ook Albert van Eijden niet mee. Al spoedig breekt de eerste wereldoorlog uit en, hoewel Nederland daarbuiten bleef heeft het toch zijn neerslag gehad. Ook in het Hooglandse moest men de broekriem een paar gaatjes aan halen. Albert van Eijden heeft het moeilijk gehad en kon er niet aan wennen dat juist in zijn tijd de boer zelf mee moest werken om het hoofd boven water te houden. Bijna 2O jaar heeft hij het volgehouden op “Groot Emiclaer” en, jammer voor hem, moest hij, toen zijn kinderen wat groter, en de tijden beter werden, afscheid nemen van de boerderij en is naar Nijkerk vertrokken. Zoals iedere boer heeft hij nooit echt afscheid kunnen nemen van “zijn” boerderij, want regelmatig fietste hij nog langs “Groot Emiclaer”. Toch heeft hij niet de moed kunnen opbrengen om er eens op bezoek te gaan. Als in 1931 de Heer Muijs, gemeente-secretaris van Hoogland en rentmeester voor de eigenaresse van “Groot Emiclaer”, Gravin H.L.M.M. de Montaigu, geboren prinses d’Alsace d’Henin Lietard uit Parijs en kleindochter van de Heer van Brienen op zoek gaat naar een nieuwe pachter, zijn het de Wethouders van Hoogland die wel een nieuwe pachter weten. Het wordt Cees Hilhorst (van “Nieuw Kattenbroek”) en Peetje Huurdeman (uit “De Hoef”) die de kans krijgen om boer en boerin te worden. De 5 Ha. grond van het “Grote Heiveld” wordt aan Bertus van de Hoef verpacht en er komen 4 Ha. polderland bij.
De tijden zijn bijzonder slecht, werkloosheid en andere politieke problemen halen een tweede wereldoorlog dagelijks een stapje dichterbij. Op 1O Mei 194O breekt dan ook de oorlog uit met als gevolg de totale verwoesting van “Groot Emiclaer”. Men overleeft al deze rampen. De boerderij wordt weer herbouwd. De oorlog wordt zonder al te veel kleerscheuren overleefd en het gaat hen redelijk goed. Zo goed zelfs dat Cees Hilhorst in 1951 kans krijgt om “Groot Emiclaer” met 33 Ha. grond aan te kopen van Mevrouw Helwige Louise Maria Madelene D’Alsace de Henin Lietard, Gravinne Hubert de Montaigu en haar echtgenoot, de Heer Hubert Augustus Pierre Anna Marie Joseph,Graaf Hubert de Montaigu. Zij was als kleindochter van de Heer van Brienen, door vererving, op 13 Juli 1922 (Not. de Bie Amsterdam), in eigendom gekomen van “Groot Emiclaer”. Ruim een eeuw is deze familie eigenaar geweest.
Van de boerderij wordt het 5 Ha. grote “Heiveld” aan de Hoveniersweg, doorverkocht aan de pachter Bart van de Hoef, zodat er nog een mooie boerderij overbleef met 28 Ha. grond. Hoewel Cees Hilhorst meer bestuurder was dan boer, heeft hij zijn rit als boer goed uitgezeten en gaat in 197O rentenieren. Helaas sterft zijn vrouw nog datzelfde jaar. Zelf leeft Cees Hilhorst nog zeven jaar en overlijdt, 72 jaar oud, in 1977.
De boer eens door de stad verjaagd,
Vindt nimmer meer wat hem behaagd.
Van de 9 kinderen die in het gezin van Cees Hilhorst geboren zijn hebben Gijs en Cees de boerderij overgenomen. Gijs Hilhorst bouwt in 1961 een nieuwe boerderij op een gedeelte van de grond en trouwt met Greet Eijbergen. Zij blijven er boeren tot in 1988 het noodlot hen treft en de boerderij voor woningbouw aan de gemeente Amersfoort verkocht moest worden. Omdat Gijs niet verhuizen wilde zijn de gebouwen van zijn boerderij blijven staan en hij is er blijven wonen, maar komt daardoor van een “heerlijkheid” in de stad. Cees Hilhorst jr. trouwt in 197O met Rikie Hilhorst, zij blijven op “Groot Emiclaer” wonen maar moesten reeds in 1981 de boerderij aan de gemeente Amersfoort verkopen voor de alles verslindende woningbouw. Alhoewel ook de gebouwen van “Groot Emiclaer” zijn blijven staan, was verder boeren en wonen daar niet mogelijk. Cees en Rikie Hilhorst zijn naar Rolde gegaan waar zij een nieuwe boerderij gekocht hebben.
De gebouwen van “Groot Emiclaer” zijn thans in gebruik als opslagplaats voor de dienst-gemeentewerken. Jammer maar het zij zo!!
Geraadpleegde Documentatie: Gemeente archief te Amersfoort. Rijks archief te Utrecht. Geboorten register St Martinus Hoogland. Trouwregister St.Martinus Hoogland. Overlijdensregister Hoogland. Verslagen van de kerkmeesters vergaderingen Hoogland. Notulenboek Armen van Hoogland en Emiclaer. Archief Leeuwarden. Notaris Archieven van Amersfoort, Utrecht en Zeist. Wittert van Hoogland; De Ridderhofsteden van Utrecht. Verslagen Raadsvergaderingen Hoogland Brieven Pastoor Ram van 1737-176O, Archief kerk Montfoort 5O Jaar eigen waarneming en onderzoek. Met dank aan al deze instellingen .