Stoomzuivelfabriek Hoogland 1909-1949

40e Boekjaar
JAARVERSLAG van de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek “HOOGLAND” Opgericht 5 Maart 1909

Aan de leden van de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek “HOOGLAND” te Hoogland.

Mijne Heren, Wij hebben de eer, U hierbij het verslag over het boekjaar 1948 aan te bieden
De Directeur: W. H. GUDDE.
Het Bestuur: C. v. ‘t KLOOSTER, Voorzitter. A. KUYER, Secretaris, G. v. d. BERG. Vice-Voorzitter. G. VOORBURG. W. HILHORST Pzn. J. BOKKERS. H. C. v. DIJK.

ORGANISATIE.

Bestuur.
De samenstelling van het Bestuur is als volgt: C. v. ’t KLOOSTER, voorzitter G. v. d. BERG, vice-voorzitter A. KUYER, secretaris G. VOORBURG, W. HILHORST Pzn .,J. BOKKERS,H. C. v. DIJK, T. SCHOONDERBEEK, plaatsvervangend lid

De Heer C. v. ‘t Klooster werd in de algemene vergadering van 15 December herkozen en door het Bestuur wederom als Voorzitter aangewezen.

Commissie van Toezicht.
Leden van deze Commissie zijn: J. v. d. WOLFSHAAR, voorzitter H. VOSKUILEN, W. KOK Tzn.,

In het boekjaar werden 14 Bestuursvergaderingen gehouden, waarvan 4 gecombineerd met de Commissie van Toezicht en 2 algemene vergaderingen. Per periode van 4 weken brengt de Directeur aan het Bestuur verslag uit van de resultaten van het bedrijf; per kwartaal wordt met de Commissie de balans en de exploitatie-rekening behandeld, aan de hand van de rapporten van de Controleur van de Gelders~Overijsselse Zuivelbond.
Door deze bond wordt ook controle uitgeoefend op het onderzoek van het vetgehalte, alsmede op de nauwkeurigheid der weegwerktuigen en de samenstelling van de teruggeleverde producten voor veevoeder. Van deze rapporten wordt een exemplaar toegezonden aan de Voorzitter van het Bestuur en aan de Voorzitter van de Commissie van Toezicht. Bij beëindiging van het boekjaar wordt balans en exploitatierekening door de Commissie van Toezicht gecontroleerd. Een rapport van hun bevindingen is in dit rapport opgenomen.

Leden.
Op hun verzoek werden van het lidmaatschap ontheven wegens overdracht van het bedrijf: Wed. W. Eggenkamp en Wed. D. Voskuilen en wegens vertrek naar het buitenland: W. v. Dijk.
Als nieuwe leden traden toe: G. HUURDEMAN, G. J. KOK, J. C. v. ESVELD, R. v. d. HOEF, G. UPPELSCHOTEN, A. W. W. HILHORST, J. KOK Pzn ., P. v. ‘t KLOOSTER, A. J. KAAS, P. J. TONDEUR, Wed. HUISKENS, P. W. EIBERGEN, W. v. d. KLETERSTEEG, ANT. EGGENKAMP, G. EGGENKAMP, J. OSSENDRIJVER, G. BERG, H. G. NOORDENBURG, Wed. J. SMINK, L. W. SMINK, T. LAGEMAAT, H. TOLBOOM, B. BERG, W. P. BOERSEN, H. v. d. POLL, Gebr. G. H. en J. v. d. TWEEL, J. A. v. ROSSUM, H. v. ‘t KLOOSTER, G. WERNSEN, H. v. d. HOEF, H. E. v. BEEK, W. G. v. WEERHORSTHet aantal leden bedraagt thans 292

T.B.C.-BESTRIJDING.
Het Bestuur van de T.B.C.-bestrijding is als volgt samengesteld:
H. BROUWER. Voorzitter. J. KOK Pzn., Secretaris. C. HERDER. J. v. MIDDELAAR Johzn., Leden. A. W. J. HILHORST,

Voor het jaar 1947-1948 gold voor het eerst de algemene verplichting van onderzoek op T.B.C., uitgaande van de Gezondheidsdienst voor dieren in de Provincie Utrecht, waarvan iedere veehouder lid behoort te zijn. Doordat nu verscheidene bedrijven werden gecontroleerd waar nog nooit aan bestrijding werd gedaan, waren de resultaten minder goed als voorgaande jaren. In het dienstjaar 1947 – 1948 werden onderzocht 339 bedrijven met te samen 3686 stuks ouder vee en 857 stuks jong vee beneden 2 jaar. Het aantal reageerders van de oudere koeien bedroeg 476, waaronder 3 open lijders; van het jong vee 3 stuks. In procenten is dit van de oudere koeien bijna 13 %, van de gehele veestapel ruim 10 %. Het aantal T.B.C. vrije bedrijven bedroeg 152.

RUNDERHORZELBESTRIJDING.
Ook deze bestrijding is verplichtend gesteld. De medewerking van de veehouders is uitstekend en de resultaten worden ieder jaar gunstiger. De kosten van deze bestrijding werden, evenals het vorige jaar, door de fabriek gedragen.

SCHURFTBESTRIJDING.
In het seizoen 1947 -1948 kwamen slechts enkele lokale gevallen voor. Nu het gas weer behoorlijk verkrijgbaar is, kan ieder geval terstond behandeld worden. Een moeilijkheid is, dat de gascel op een vaste plaats is gesteld, wat nogal bezwaarlijk schijnt te zijn. Indien in het lopende jaar een nieuwe cel te krijgen is, kan het volgend seizoen behandeling wederom op de boerderij plaats vinden.

EXPLOITATlE.
In het boekjaar 4 Januari 1948 – 1 Januari 1949 werd ontvangen 8.957.694 KG. melk. Hiervan werd geleverd door de leden 8.257.689 KG., door de leveranciers 700.005 KG. Betaald werd voor melkgeld uit de exploitatie f 1.356.331,32, uit de melktoeslag f 394.471,85, te samen f 1.750.803,17.
De leden ontvingen hiervan f 1.617.081,90, de niet-leden f 133.721,27. Uit de exploitatie volgt nog een nabetaling van 5 % van het melkgeld, terwijl de leden nog 0.6 % van het melkgeld wordt bijgeschreven op het ledenkapitaal. De gemiddelde prijs wordt na deze nabetaling f 20,64 per 100 KG.
De uitbetalingsprijzen per periode werden met nabetaling als volgt per 1 % vet: 4 J anuari- 25 April f 6.41. 25 April-6 November f 5,51. 7 November-4 December f 6.30. 5 December-1 Januari f 6,51.

De melkaanvoer was 2.550.345 KG. hoger dan in 1947. een stijging van bijna 40 %. De aangevoerde melk bevatte 316.232 KG. vet of gemiddeld 3.53 %. Het vetgehalte lag 0.09 % hoger dan in 1947. De meeste melk is aangevoerd in de periode 18 J uli-14 Augustus, n.l. 931.688 KG. De laagste aanvoeren waren in de eerste en tweede periode, n.l. 323.000 KG.De verhouding van de hoogste tot de laagste periode, welke in 1947 3 : 1 bedroeg, is iets gunstiger geworden.

Geproduceerd werden .328.696 KG. boter. welke opbrachten f 1.080.455,045. Gemiddeld per KG. f 3.29. In dit bedrag is niet opgenomen een nabetaling van de N.C.Z., welke nog volgen moet. Verpoederd werd 1.154.090 KG. ondermelk, waaruit geproduceerd 100.800 KG. poeder. welke opbrachten f 61.912,16.

Afgeleverd werd: Volle en stand. melk aan slijters 209.010 L fl 33.940.44Volle en stand. melk aan BZ. 1.061.518 KG fl.140.139.51Karnemelk aan slijters 19.684 L fl. 1.814.52Karnemelk aan grossiers 195.905 KG fl. 9.777.00Karnemelk aan leveranciers 432.600 KG fl. 17.593.05Ondermelk aan B.Z. 2.132.492 KG fl. 79.357.27Ondermelk aan leveranciers 3.566.439 KG fl. 129.785.57Spoeling 179.690 KG fl.4.492.25
Consumptieijs fl. 18.803.34

SLOTWOORD.
Gedurende het bestaan van de fabriek is geen enkel jaar zo gunstig geweest als 1948. Een mooi voorjaar, gevolgd door een prachtige, groeizame zomer, ja zelfs een herfst met een nog uitstekende grasgroei en tenslotte een zachte winter, waardoor alle groenvoer tot het laatste vervoerd is kunnen worden. Alle factoren om de melkproductie te bevorderen. Niet alleen is de achterstand ingehaald, de aanvoer is zelfs boven het topjaar 1939 gestegen. Daarbij kunnen we nog een stijging van vet constateren van 0.09 %, wat neerkomt op een hoeveelheid van ruim 8.000 K.G. botervet. Bij de gemiddelde betaling van f 5.847 per 1 % vet vertegenwoordigt dit een waarde van ruim f 46.500,-. Bij de hoge betalingen per 1 % vet van de laatste jaren wordt steeds meer toegelegd op het houden van goede productiedieren. De melkcontrole staat nu in het middelpunt der belangstelling en het ledental van de fok- en controlevereniging neemt jaarlijks toe.

De kwaliteit van de boter was het gehele jaar door goed. Dit getuigen de uitslagen van het Z.K.B. en N.C.Z., van welke laatste vereniging dit jaar wederom een diploma werd verkregen voor achtereen 52 keuringen le klas. Om de hoge eisen, welke aan de producten worden gesteld, is voortdurend gewezen op het leveren van goede melk en voorlichtingen gegeven. welke maatregelen moeten genomen worden, zowel in de zomer als in de winter. Over het algemeen zijn deze raadgevingen ter harte genomen, hoewel nog steeds veel te weinig goede koelbakken aanwezig zijn en ook de behandeling der melk in de polder gewonnen, nog wel eens te wensen over laat. Wij vertrouwen, dat in 1949. vooral in de zomermaanden, de houdbaarheid beter zal zijn. Ook de gefabriceerde poeder voldeed aan redelijke eisen en zo kon dan ook het grootste deel van het seizoen het praedicaat “Extra” kwaliteit worden gevoerd. In verband met de grote stijging der melk. moest ook de apparatuur van de fabriek aan deze grote omzet zich aanpassen.

De platenpasteur, welke een capaciteit heeft van 5.000 L. per uur, zal worden uitgebouwd tot 10.000 L. De melkbascule is gebracht van 250 L. op 500 L.; evenzo de zuurmelkpasteur. Doordat ook de ketels niet berekend zijn op een zo grote stoomproductie als thans wordt gevraagd, zal overgegaan worden tot het stoken met olie inplaats van met steenkool. waardoor het rendement van de bestaande ketels aanmerkelijk wordt verhoogd.
Met deze vernieuwingen zien wij het komende seizoen weer vol vertrouwen tegemoet. Moge het in alle opzichten zo gunstig zijn als het afgelopen jaar.

Wij willen dit verslag niet besluiten zonder nog eens om te zien naar de periode van 40 jaren, waarin Uw fabriek bestaat. Klein en in eenvoud ontstaan op initiatief van energieke mannen, is de fabriek thans uitgegroeid tot een bedrijf. dat aan de eisen des tijds voldoet.
HET BESTUUR.

Selectie van documenten

KORT OVERZICHT over het ontstaan van de fabriek van 1909 tot 1949

Bij gelegenheid van het 40-jarig bestaan van onze fabriek. biedt het bestuur U aan een jubileumuitgave van het jaarverslag.
Reeds in 1939 toen de nieuwbouw gereed was, is dit plan door Uw bestuur geopperd en wilde deze uitgave verspreiden bij gelegenheid van het 30~jarig bestaan. Helaas heeft de 2e wereldoorlog verhinderd dit plan ten uitvoer te brengen. In angst en vreze hebben wij ons nieuwe bedrijf op 10 Mei 1940 door evacuatie moeten verlaten en wonder boven wonder bij onze terugkeer onbeschadigd aangetroffen. Nog in groter angsten kwamen wij, terwijl de bevrijdingsdag reeds begon te gloren. toen vernielzuchtige bezetters meenden dat een grote schoorsteen gevaar voor hen zou kunnen opleveren. Dit mooie bouwwerk moest vernield en werd zonder enige waarschuwing tot springen gebracht.

Daar lag nu in puin onze trots. na slechts enkele jaren het bezit gekend te hebben. Nauwelijks echter was de vijand verdreven en het bedrijfsleven begon weer op gang te komen of alle moeite werd gedaan om de vernielingen van het oorlogsgeweld weg te nemen. Het duurde al niet zo heel lang of een nieuwe schoorsteen verrees weer ten hemel en dreef zijn rookwolken ver over ons dorp.
Dankbaar, dat de gebouwen niet nog meer geleden hadden. wat door oorlogshandelingen dagelijks had kunnen geschieden, willen wij thans gaarne afbeeldingen geven van de in 1939 gemaakte foto’s waarop tevens die uitgroei van ons bedrijf is afgebeeld.
De notulen van 17 Februari 1909 vermelden. dat nadat aanvankelijk een voorlopig bestuur was gevormd een definitief bestuur werd gekozen n.l. de heren:
A. Brouwer, C. Smink, P. Hilhorst, G. Schimmel, R. W. A. v. d. Burgwal, R. Voskuilen, W. M. v. Dijk.
en als directeur benoemd de Heer J. W. Wehkamp.

Het dagelijks bestuur werd gevormd door de drie eerstgenoemden, die deze functie een reeks van jaren hebben waargenomen. Om hun grote verdiensten voor de fabriek, hun werken in moeilijkheden welke vooral de eerste jaren te overwinnen waren. het steeds op de bres staan waar het gold de belangen der fabriek te behartigen, komt hun de eerste plaats toe in dit verslag. We lezen verder dat 91 personen zich opgaven voor het lidmaatschap maar nog zo schroomvallig, dat ze zich slechts verplichtten tot het leveren van de melk van een gedeelte van de veestapel. Op 5 Maart 1909 werden de statuten verleden voor Notaris J. Knoppers te Amersfoort, en zodoende bestond de vereniging “Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Hoogland”.

Met bescheiden middelen werd een fabrieksgebouw gesticht en wel voor de aannemingssom van f 5370.-. Op dezelfde bescheiden wijze kwam men ook tot een inventaris VOOr een bedrag van f 8830.- met een stoomketeltje van f 600.-. Op 8 Juli 1909 kon de eerste melk ontvangen worden. Hoewel in de loop van het jaar het ledental steeg tot 142 met 594 koeien, werd toch slechts ruim ½ millioen K.G. melk aangevoerd. Om te trachten de melkprijs te verhogen werd in de loop van 1910 overgegaan tot verkoop van consumptiemelk in Amersfoort. In 1910 werd aangevoerd 1.600.000 K.G., welke hoeveelheid toenam tot 2 millioen en dit bleef zo tot 1923. Intussen was gebleken, dat het bezIf van één ketel te veel stoornis gaf in het bedrijf, waarom in 1916 besloten werd tot aankoop van een tweede ketel. De bestaande ruimte in de fabriek gaf hiertoe geen gelegenheid, daarom werd het ketelhuis vergroot. In Januari 1916 vraagt de directeur ontslag en tot opvolger werd benoemd de heer W. H. Gudde, die deze functie tot heden waarneemt.
Ten behoeve van de afdeling melkinrichting werd in de Maart-vergadering van 1916 besloten tot het bouwen van een pasteuriseerlokaal voor flessenmelk.
Niet lang mocht deze afdeling zich in bloei verheugen. In verband met toeslag op consumptiemelk ontstond meningsverschil tussen depothouder en fabriek aan wie deze toeslag toekwam. Uitspraak van het Ministerie leidde tenslotte tot breuk met depothouder. De melkverkoop moest weer geheel opnieuw worden opgebouwd. Dank zij de grote aanwezigheid van militairen en Belgische geïnterneerden verliep dit tamelijk vlot, temeer daar ons de levering was opgedragen aan het Kamp Soesterberg . Mei 1920 werd dit Kamp opgeheven, en ontviel ons de grootste afnemer van flessenmelk. Nog enkele jaren werd de verkoop voortgezet. In 1924 werd de rechtstreekse venterij overgedragen aan W. Brouwer, die tot 1948 melk van onze fabriek betrok.

De fabriek, die vanaf de oprichting lid was van de Gelders-Overijsselse Zuivelbond en Botercontrole station Zuid-Holland, trad in 1918 toe··tot de Gelders-Overijsselse Coöp. Zuivelverkoop vereniging. Het lidmaatschap werd weer opgezegd met ingang van 1 Januari 1922. Tot aan Januari 1926 bleef de verkoop in eigen hand. In 1925 werd echter wederom behoefte gevoeld aan coöperatieve afzet. De algemene vergadering van 22-11-’25 besloot toe te treden tot de Nationale Coöperatieve Zuivelverkoopcentrale gevestigd te Amsterdam.
In 1918 werd begonnen met verbetering van inventaris van de fabriek, door aanschaffing van een karnkneder, bijbouw van een roomzuurlokaal met roomzuurbassins.

Op 25 Maart 1918 werd besloten rekening courant aan te vragen bij de Coöp. Boerenleenbank te Hoogland met een crediet van f 15.000.-. December 1918 werd besloten tot aankoop van een grotere stoommachine. Maart 1920 werden besprekingen gevoerd om te komen tot een controlevereniging. Staande de vergadering traden 12 leden toe. In December van het zelfde jaar volgde uitbreiding tot fokvereniging.

Fabriek bij de oprichting 1909

Januari 1921 werd Hoogland aangesloten aan de electrische centrale en de fabriek was een van de eerste aangeslotenen. Maart 1921 waren de lage boterprijzen ten opzichte van andere zuivel-producten aanleiding tot besprekingen, of bouw van een kaasmakerij wenselijk zou zijn. Door onzekerheid der tijden kwam men toen niet tot een besluit. Eerst in 1923 toen ook in ons werkgebied van een ondermelk~ vraagstuk kon gesproken worden, werd tot een kaasafdeling ~ zij het dan in kleine omvang ~ besloten. Hoewel de kwaliteit van het product goed was, heeft deze afdeling niet lang kunnen bestaan, door de geleide lijk groter wordende vraag naar ondermelk door toenemen van varkens- fokkerij en mesterij.

Juni 1923 werd de eerste koelmachine aangeschaft. April 1924 werd besloten tot verbouwing van het kantoor. Juni 1924 werd de boterafdeling electrisch gedreven. De vergroting van de melkaanvoer in 1925 maakte het nodig dat de melkontvangst werd vergroot en een nieuwe centrifuge werd aangeschaft. In Mei 1926 volgde aanschaffing van een tweede karnkneder. Hierdoor was wederom verbouwing noodzakelijk. Het karn lokaal werd uitgebreid en van een kap voorzien; evenzo de ruimte voor de vergrote melkontvangst.
Dat de fabriek ook werkzaam was op het gebied van verbetering van melkwinning bleek hieruit, dat vanaf 1928 financiële steun werd verleend tot het geven van melkcursussen. In dat zelfde jaar werd een nieuwe centrifuge aangekocht alsmede een nieuwe vollemelk bascule.

De fabriek met verbouwd ketelhuis in 1916
De fabriek in 1926 na vergroting van het karnlokaal

 


Bij gelegenheid van het 12 ½ – jarig ambtsjubileum van de directeur werd een foto (1928) gemaakt met het bestuur en oud~bestuursleden vanaf de oprichting.
Zittend van links naar rechts: Th. Hartman, 1925~ 1937. De directeur C. Smink, 1909~ 1946. A. Brouwer, 1909~ 1948. W. v. d. Burgwal. 1909~1926. G. v. d. Hoef, 1918~1925. R. Voskuilen, 1909~1926. Staande: P. Hilhorst, 1909~1947. G. Schimmel, 1909~1919 en 1925~ 1934. H. v. d. Burgwal. 1926~ 1941. A. Kuyer, 1926 tot heden. I. v. d. Heyden, 1919~1925.

W. M.van Dijk, Bestuurslid van 1909-1918

Om de kosten van de controle~vereniging te verlichten werd ook besloten dat het onderzoek der monsters aan de fabriek zou plaats vinden. In dat zelfde jaar werden ook de eerste maatregelen getroffen tot bestrijding van de runderhorzel. In 1929 werd de inventaris wederom verbeterd door aanschaffing van een montana regeneratief pasteur. Om de ondermelk~teruggave zo juist mogelijk te doen zijn, werd mede aangeschaft een ondermelk~bascule.
De enorm lage prijzen voor zuivelproducten in de dertiger jaren waren oorzaak, dat vernieuwingen zoveel mogelijk achterwege bleven. In het jaar 1931 zien we slechts vermeld vervanging van de eerste stoomketel voor een grotere. Door de omstandigheden gedwongen werd naar alle kanten uitgezien. om iets hogere opbrengst te bereiken. Zo ontstond in 1933 de afdeling roomijs, welke tot heden nog bestaat. De meerdere opbrengst uit deze afdeling was vooral in die jaren zeer welkom.

In 1934 werd op bescheiden wijze het zilveren jubileum van de fabriek gevierd. In dat zelfde jaar trof het bestuur een grote slag door het vrij plotseling overlijden van het lid G. Schimmel. Door zijn prettige omgang en goed inzicht in de zaak, liet zijn heengaan een leegte in het college. In dit jaar herdachten ook de heren A. Brouwer, C. Smink en P. Hilhorst hun 25~jarig lidmaatschap van bestuur. Ook de machinist C. v. d. Coterlet, en de botermaker H. v. Dijk herdachten de dag, dat zij hun werk aan de fabriek begonnen, en werden door het bestuur gehuldigd.

De gestadige stijging van de melk maakte het noodzakelijk dat meer room tegelijk kon worden verkarnd, en zo werd in 1935 aangekocht een grote karn van de Fa. v. d. Ploeg te Apeldoorn, met een toninhoud van 7500 L. In dit zelfde jaar werd ook een ontijzeringstoestel aangeschaft voor verbetering van het boterwaswater. In 1936 werd het bestaande warmwaterbakje vervangen door een grote warmwaterboiler. Om de naam van de Hollandse boter in het buitenland omhoog te halen werd ingesteld het Zuivelkwaliteits controle bureau. In Juli 1937 werd besloten tot dit bureau toe te treden.

Ondermelkbascule

Karnlokaal in 1935
Bestuur en Commissie bij de ingebruikneming van de bestuurskamer 1939

Hoewel de boterprijzen in deze jaren buitengewoon laag waren en reeds van overheidswege steun aan de veehouderij werd verleend was de melkproductie steeds stijgende. Zodat in 1937 de aanvoer de 7 millioen K.G. overschreedt. Dagelijks werd ondervonden, dat het fabrieksgebouw te klein werd voor deze omzet. Melkvaten waren al geplaatst boven op het platdak van de fabriek. Met het bestaande gebouw was echter geen mogelijkheid te vinden om verbetering aan te brengen.

Met het bestuur werden verschillende nieuwe bedrijven bezichtigd. De bondsarchitect, de Heer Feenstra te Arnhem, werd om advies gevraagd, die een plan voor verbouw ontwierp. Op 24 October werd een algemene vergadering gehouden, waarin de bouwplannen werden besproken. Met algemene stemmen werd het voorstel van het bestuur tot verbouwing volgens het ingediende plan aangenomen. Reeds op 25 November werd tot aanbesteding overgegaan, en het werk werd gegund aan de Gebr. Timmerman uit Wierden, voor de som van f 40.900.-. De schoorsteen werd aanbesteed voor f 2400.- en opgedragen aan de Fa. de Ridder te Leiderdorp. Ter voorziening van de nodige electriciteit werd een eigen hoogspanningsruimte gebouwd. Hoewel de verbouwing onder moeilijke omstandigheden moest plaats hebben – immers het bedrijf moest ongestoord kunnen doorwerken – kon toch op 23-8-1938 de bestuurskamer op enigszins feestelijke wijze in gebruik worden genomen.

In verband met de ongekend hoge melkaanvoer in 1939 (8.6 millioen) ontstond met recht het zo vaak genoemde “ondermelk-vraagstuk”, wat tot gevolg had, dat de algemene vergadering van 24-7 besloot alsnog aan de nieuwe fabriek een poederafdeling te bouwen. Op dezelfde vergadering werd ook de verbouwing van de directeurswoning goedgekeurd. Inventaris werd verbeterd door aanschaffing van drie schuimloze centrifuges, alsmede een grote koelmachine.

Waar de ingebruikname van de nieuwe fabriek samenviel met het dertigjarig bestaan, werden plannen gemaakt voor een officiële opening. Met uitnodiging aan de leden tot bezichtiging van het nieuwe bedrijf. De mobilisatie van begin September, het in beslag nemen van localiteiten in de fabriek voor militaire legering. maakte het onmogelijk deze plannen uit te voeren. Zelfs het bestaan van het gebouw leed nog groot bezwaar daar de fabriek midden in de verdedigingslinie kwam te liggen.

Zo naderde de nooit te vergeten dag 10 Mei 1940, waarop de gehele bevolking van Hoogland kwam te evacueren. Met welke gevoelens we ons mooie bedrijf gingen verlaten, laat zich niet beschrijven, zo min de grote vreugde bij de terugkeer, waar zowel gebouwen als inventaris ongeschonden werden aangetroffen te midden van afgebrande woningen.

Personeel in 1939
Centrifuge lokaal na de verbouwing 1939
De fabriek na de verbouwing in 1939

Een dezer huizen behoorde aan de botermaker van de fabriek. Het was vanzelfsprekend. dat hem en zijn gezin huisvesting werd verleend in de fabriek. en wei in de lokaliteiten welke voor militaire legering waren gebezigd.

Na terugkeer van het vee. waarmede nog enkele weken gemoeid waren. kon de fabriek haar werk hervatten. maar wat voor vee werd terugontvangen? Veel van het goede was achter gebleven en minderwaardig teruggekregen. Met veel moeite werd hier en daar nog wat controle-vee opgespoord. maar het werk van de Fokvereniging was wel weer tien jaar ten achter. Tot overmaat van ramp kwam met het vreemde vee ook de gevreesde veeschurft het dorp binnen. Tijdig gewaarschuwd voor dit gevaar door Dr. Grashuis. werd het besluit genomen zo spoedig mogelijk door de fabriek een gascel aan te schaffen om bij het begin van de staltijd de aangetaste dieren te behandelen. Het eerste jaar werden ruim 700 dieren behandeld. Ook de eerst volgende jaren werd nog veel gebruik van de cel gemaakt. Daarna was slechts zeer moeilijk aan het benodigde gas te komen. Thans komen nog slechts lokale gevallen voor, maar het is wel voor onze leden een weldaad geweest dat de fabriek ook op dit punt werkzaam was.

De voorschriften inzake teruglevering ondermelk maakte het wenselijk. dat de fabriek aansloot bij de afdeling melkproducten-verkoop van de N.C.Z. Immers het had nu geen nut ondermelk te conserveren voor de winter daar toch het voorgeschreven percentage niet mocht worden overschreden.
Vanaf 1940 werd vanuit de fabriek moeite gedaan om te komen tot een vereniging voor T.B.C.-bestrijding onder het rundvee. Tot die tijd waren slechts enkele leden aangesloten bij de afdeling Amersfoort. Na goede voorlichting kwam inderdaad zulk een afdeling tot stand en uit de jaarlijkse rapporten bleek, dat bij de aangeslotenen het aantal reageerders terugliep en dat der vrije stallen toenam. Voor het controlejaar 1947~ 1948 werd deze bestrijding algemeen verplicht, evenals de bestrijding van de runderhorzel.

Nu de fabriek is ingeschakeld in de consumptiemelkvoorziening. werd moeite gedaan twee geëmailleerde tanks te krijgen welke voor consumptiemelk beter geschikt zijn dan de bestaande houten vaten.

Om de verbetering van de veestapel te bespoedigen werd in de algemene vergadering van Maart 1944 besloten de subsidie te verlenen voor die stieren. welke aan gestelde eisen voldeden. Inderdaad is de laatste jaren uitstekend mannelijk fokmateriaal aangeschaft. waarvan wij met belangstelling de resultaten tegemoet zien.

Melkontvangst. Op de voorgrond melkdruppelaar

Onder de druk der omstandigheden daalde de hoeveelheid aangevoerde melk met reuze schreden. Van ruim 8 ~ millioen in 1939 liep de hoeveelheid terug tot ruim 2 millioen in 1943. Het houden van minder vee, de slechte voederpositie en het grote tekort der stadsbevolking waren hiervan wel de grootste oorzaken. Toen in 1944 de toegewezen hoeveelheid krachtvoer werd gebonden aan de melklevering was weer enige stijging merkbaar (3~ millioen).

Het voorjaar 1945 werd voor de fabriek fataal. De nood in de stad was zo groot, dat het grootste gedeelte der geproduceerde melk van de boerderij werd afgehaald, het zelf karnen nam hand over hand toe en slechts het resterende werd aan de fabriek geleverd. Daardoor kon de fabriek niet veel aanvullingsmelk voor de steden leveren omdat er practisch geen aanvoer was. Toen door oorlogshandelingen de bruggen welke toegang tot de stad gaven werden vernield, was alle communicatie verbroken. Zo naderde langzaam de bevrijdingsdag, maar de dag nadat de eerste Canadezen onze gemeente hadden betreden, vernielden de bezetters onze schoorsteen, die wonder boven wonder op het fabrieksterrein terecht kwam zonder verder schade te berokkenen dan glasschade. Nog waren we niet aan het eind van onze beproevingen. Enkele dagen nadat het dorp gedeeltelijk bevrijd was, werd de fabriek door granaten getroffen. Het reservoir in de watertoren werd gedeeltelijk vernield, alsmede het lokaal boven de melkontvangst waar een koeler werd doorschoten. Niet zodra waren de oorlogsdagen voorbij, of pogingen werden aangewend om zo spoedig mogelijk weer aan het werk te komen, want nu zaten de leden niet òm maar mèt melk verlegen, daar Hoogland nog steeds van de buitenwereld was afgesloten. Onze onvergetelijke assistent J. v. Eyden, die toestemming had om Amersfoort te betreden, wist een ijzeren schoorsteen te bemachtigen, die zodra de nodige vergunningen waren verkregen, naar de fabriek werd vervoerd en daar als noodschoorsteen opgesteld. Tijdens onze gedwongen werkeloosheid werd de fabriek “Eemlandia” te Bunschoten bereid gevonden ook de melk van Hoogland te verwerken. Op 8 Mei werd de eerste melk ontvangen en reeds op 14 Juni werkte de fabriek weer op eigen kracht. Meteen herleefde ook weer de lust tot melkleveren, zodat 1945 nog een aanvoer gaf van ruim 3 millioen.

Nu geleidelijk weer normale toestanden intraden, werd ook weer gedacht de fabriek op peil te houden. Door de hoge eisen gesteld aan eerste klas aanvullingsmelk werd behoefte gevoeld aan een pasteur, speciaal voor consumptiemelk. Met medewerking van Bedrijfschap voor Zuivel en Voedselvoorziening in Oorlogstijd werd vergunning tot aankoop verleend.

Laboratorium

Helaas duurde het tot October 1947 eer de Alfra-platenpasteur kon geleverd worden. Dit apparaat voldoet uitstekend, niet alleen voor consumptiemelk, maar evenzeer voor poedermelk. Ook aan deze laatste dient extra zorg te worden besteed in verband met uitbreiding van de Z.K.B.-keuring welke ook de melkpoeder zal omvatten. Om te zorgen, dat de vrijgekomen ondermelk door eigen bedrijf geheel kan worden verwerkt, is in 1948 nog een tweede poedermachine aangeschaft.

J. VAN EYDEN. Assistent 9-6–1922 / 25-4-1946

Op 25 April 1946 trof onze fabriek een grote slag door het plotseling overlijden van onze assistent J. v. Eyden. Op 9 Juni 1922 werd hij als assistent benoemd. Reeds bij de aanvaarding van zijn functie toonde hij zich als een man, wie nooit iets te veel was, waar het de fabriek betrof. Hij was een voorbeeld van ijver en plichtsbetrachting. Moest vroeg begonnen worden of waren de werkzaamheden laat beëindigd, Van Eyden was aanwezig. Bij plaatsing van machinerieën of montage was de assistent de leidende persoon . Tot slot was het ook Van Eyden die de hele buitendienst verzorgde voor de consumptieijs-afdeling. Met recht noemt de directeur hem nog steeds zijn rechterhand. Tot September 1943 heeft hij onafgebroken zijn werk verricht, toen veiligheidsmaatregelen hem noopten, veiliger streken op te zoeken.

Onmiddellijk na de bevrijding meldde hij zich, hoewel hij als B.S.-er nog niet terstond zijn werk kon hervatten. Een ongeluk maakte hem enkele weken bedlegerig, maar terstond na herstel kwam hij weer in actie. Werkzaamheden voor een Molestverzekering hielden hem nog enkele maanden van de fabriek verwijderd, waar hij in overleg met de directeur op 1 Mei 1946 zijn werk zou hervatten. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. Op 25 April maakte een ongeluk een plotseling einde aan dit welbestede leven. Hij ruste in vrede, maar zijn naam blijft onvergetelijk aan de fabriek verbonden.

 

Bestuur en Commissie 1949

 

Ook de Heer C. Smink, vice-voorzitter vanaf de oprichting, ontviel ons in 1946. Tot op de avond van zijn overlijden was hij een werker voor de fabriek. Ook de secretaris, de Heer P. Hilhorst moest wegens ziekte op 31 December 1946 ontslag nemen en overleed reeds ruim een half jaar later. Zo bleef als bestuurder-oprichter nog slechts over de voorzitter A. Brouwer, die op 31 December 1947 ontslag nam wegens hoge leeftijd. Met deze drie bestuursleden vanaf de oprichting van onze fabriek, zijn uit ons midden heengegaan drie pioniers, maar hun werken blijven bestaan en de bestuurskamer is versierd met drie foto’s ter herinnering aan de vele werken van deze grote mannen.

Personeel 1949

 

Ons verslag zou niet volledig zijn, indien ook niet het personeel zou worden vermeld. De geest van samenwerking welke onder de leden heerst, treffen we ook onder het personeel. Trouw in het vervullen van hun plicht, steeds samenwerkend tot onderhoud van de fabriek, medewerkend tot verbetering der producten. Noemden we boven reeds twee zilveren jubilarissen, bij het afscheid van de voorzitter werden gehuldigd de Heren D. v. Dijk en D. Uppelschoten, wier 25-jarig feest in de oorlogsjaren viel en daarom tot zolang werd uitgesteld. Het langdurig dienstverband van de leden van het personeel bewijst wel de goede geest welke hier heerst.

In vogelvlucht hebben wij getracht U een overzicht te geven over de periode van 40 jaren, waarin de fabriek heeft bestaan. We hebben gezien de moeilijke jaren en ook de jaren van voorspoed, maar tot slot willen wij even memoreren, de geest van samenwerking in onze vereniging. Door deze samenwerking hebben wij de moeilijkheden het hoofd kunnen bieden. Het laat zich aanzien dat we nog lang niet aan het einde der moeilijkheden zijn, maar gezien hetgeen is gepresteerd in de afgelopen periode, behoeven we de toekomst ook niet te donker in te zien. Met vertrouwen op Gods onmisbare Zegen gaan we weer een nieuw tijdvak beginnen.


Privé kantoor